Monday, December 15, 2008

the nightmare before christmas

"I never paint dreams or nightmares. I paint my own reality."
Frida Kahlo



















Koersel. Een maandagavond in de aanloop naar wereldwijde feestvreugde. We ploffen ditmaal in het pluche voor 'Vinyan', de tweede worp van de francofone Belg Fabrice Du Welz. Walen en cinema: het blijkt een ijzersterk combo dat nog steeds aan zijn opmars bezig is. De Dardennes, Van Dormael, Bouli Lanners en sinds zijn debuutfilm 'Calvaire' mag ook deze zesendertigjarige cineast zich tot ver buiten de landsgrenzen laten lauweren. Het royale arsenaal superlatieven waar Humo-recensent Erik Stockman uit graaide bij het inleiden van de film leek onuitputbaar. Enig chauvinisme was wel degelijk op zijn plaats die avond in de Limburgse prairie want Fabrice Du Welz is er in geslaagd om na Calvaire, die met een grove korrel zout genomen weleens de Belgische 'Deliverance' werd genoemd, nu ook de Belgische 'Apocalypse Now' op zijn credo te zetten.

'Vinyan' is een knap georkestreerde neerwaartse spiraal richting waanzin die misschien wat van de spontaniteit van zijn voorganger mist maar daarom niet minder weet te overtuigen. Emanuelle Béart, een actrice zo sexy als haar naam doet vermoeden, speelt met bakken overtuiging een moeder die in de jungle van Thailand op zoek gaat naar haar dood gewaande zoontje. Wat had kunnen uitdraaien als een hartverwarmende queeste voor het hele gezin ontaardt schoorvoetend in een nachtmerrie grand cru. De rest laten we aan uw netvliezen. Die van ons zullen nog enkele dagen onrustig nazinderen... En dan nu, James, een slaapliedje graag...

Wednesday, November 05, 2008

Bondage

Said my name is called disturbance
Ill shout and scream, Ill kill the king, Ill rail at all his servants

"Street Fighting Man" - Rolling Stones




Na een zoveelste dag in de rat race (in dit geval: een werkdag van 12 uur, zonder pauzes en een letterlijke fast food lunch achter het stuur) ben ik tot de volgende conclusies gekomen: de 'anderen' zijn nog steeds de hel, McDonalds smaakt nog méér naar karton dan een decennium geleden en god is nog altijd niet verrezen. Na zo een dag -ik klokte af om 22:00- wil een mens weleens op zoek gaan naar solitair vermaak. Een dozijn muisklikken later kwam ik tot de wetenschap dat er om half elf nog een vertoning was van'Quantum of Solace', de kakelverse Bond. Licht uit, deur dicht en off we went naar de plaatselijke multiplex. Vijf minuten te vroeg, wat staat voor vijf minuten ergernis maar de twee uren die volgden wisten dat euvel ruimschoots te vergoeden. De nieuwe Bondfilm loste meer dan alle verwachtingen in. Hoofdrolspeler Daniel Craig herschrijft in zijn uppie de definitie van coolness en tegenspeelster Olga Kurylenko -tevens de grote troef van het door de pers vakkundig neergesabelde vehikel 'Hitman'- bracht met één ondeugende oogopslag diep vanbinnen een schare wolven aan het huilen. De eerste twintig minuten alleen al waren een in visuele pracht verpakt testosteronpakket dat je hart ergens ter keelhoogte wist te doen rijzen. De nieuwe look en feel (= reclameterminolgie, want laten we niet vergeten dat 007 anno 008 meer dan ooit een product is en dat de rechtgeaarde fan geen bier de zaal in smokkelt, maar Coke Zero dient te bestellen aan één van de petjesdragende jobstudenten aan de snackbar) die de Bond franchise sinds 'Casino Royale' met zich meekreeg wordt in deze film verfijnd en uitgebeend tot een verbluffend resultaat. Al de franjes en de blazé dialogen die gladjanussen als Dalton en Brosnan zich eigen hadden gemaakt zijn verdwenen. Wat overblijft is een rauwe, cynische brok machismo die erin gaat als pap. Onderweg naar huis bleken de beslommeringen die deze dag had voortgebracht gesmolten als sneeuw voor de zon en was ik klaar om de tweede helft van deze helse week een flinke trap in het gezicht te verkopen. De wolven binnenin huilden luider dan ooit te voren en ik wist: the time is right for a palace revolution.

Wednesday, October 15, 2008

The Peel Sessions

Steed: There isn't a body.
Mrs. Peel: There's no body?
Steed: There's no body.
Mrs. Peel: There's ALWAYS a body!




In dit tijdperk van de zogeheten 'self made woman' - of de Ikea vrouw, zo het u belieft- is het altijd heerlijk verpozen met een origineel exemplaar, als daar is Mrs. Emma Peel. Nu kan u opmerken dat de dame in kwestie een louter fictief personage is. Wel, zijn het niet dat soort fictieve personages die de eeuwige jeugd in pacht hebben? De in de negentiger jaren door handige marketeers bedachte en door ganse legioenen puberende bakvissen gescandeerde leuze 'Girl Power' is veeleer een zwakke echo van de heropstanding van het vrouwelijke genus dat er heerste in de swinging sixties, tevens de hoogdagen van de nog steeds één van de meest stijlvolle én sexy producten van de toenmalige Associated British Corporation: 'The Avengers'. Een reeks die twee onsterfelijke televisiepersonages op de buis bracht: Mr. John Steed en Mrs. Emma Peel.

Steed was de op de oude leest geschoeide, dubbelzinnige oneliners spuiende en gesofisticeerde oer-Brit, incluis bolhoed en paraplu. Beide atributen konden ten allen tijden ingezet worden als vernuftig wapen. Mrs. Peel was de strijdlustige, eigenzinnige en uiterst ravissante fashionista die met één rake karateklap haar belagers op andere gedachten bracht. Haar naam werd niet voor niets ontleend aan de woorden 'Male' en 'Apeal'.

De serie, waar voorheen de nadruk lag op het spionagethema, kreeg met de komst van actrice Diana Rigg een laklederen fetish-injectie in woord en daad (met als hoogtepunt de episode "A Touch of Brimstone", waarin Mrs. Peel, schaars gekleed als meesteres, in de huid kruipt van 'The Queen of Sin'). Vele van haar outfits werden ook nog eens ontworpen door John Sutcliffe, die het fetish magazine AtomAge publiceerde. In 1967 nam Rigg afscheid van haar personage om carrière te maken in de filmwereld. Twee jaar later was ze te bewonderen als Bondgirl in "On Her Majesty's Secret Service".

In menige aflevering holt, of racet Emma Peel de booswicht achterna in haar witte 1964 Lotus Elan S2, om hem vervolgens als een lenige kat te bespringen. Mijn conclusie: I want to be evil!

Monday, March 31, 2008

Leven na de goot

"Où les petits ont froid, ne dorment pas, ont peur ;
Un nid que doit avoir glacé la bise amère… "

- Arthur Rimbaud



Je kon er de afgelopen maand niet omheen: het duistere broederschap Lanegan / Dulli. The Afghan Trees. The screaming whigs. The Gutter Twins. In de geschreven pers las je dan ook regelmatig dat hun debuutplaat 'Saturnalia' het best tot zijn recht komt als de kleine kinderen naar hun bedjes gebracht zijn, de geest uit de fles getoverd mag worden en men het televisiedekentje inruilt voor de ravenzwarte mantel der verdorvenheid. Een mens wordt ouder en heeft afgaand op dit soort zeemans(verkoop)praat al een kat te veel in de zak gekocht. Argwaan was dan ook een bondgenoot bij de eerste beluistering. Muzikaal is er allesinds niets nieuws onder de zon. Dat lag ook niet binnen de verwachtingen als je weet dat het instrumentarium gehanteerd wordt door Greg Dulli's vaste companen van The Twilight Singers. Hier moet dan ook wel bijgezegd worden dat dit er garant voor staat dat geen enkel van de twaalf tracks zich aan de foute kant van de grens der ondermaatsheid bevindt. Maar wat het schijfje echt doet knetteren is de wisselwerking tussen de illustere frontmannen. Teksten als "With my idle hands there’s nothing I can do but be the Devil’s plaything, baby and know that I’ve been used" komen uit Lanegans mond gegleden als sigarettenrook onder een schimmige staatlantaarn. De littekens, de geesten, de alcohol, de eenzaamheid, de zelfhaat werden allemaal op de brandstapel gegooid en uit hun as onstond 'Saturnalia'. Toch vind ik het geen plaat die per sé gedraaid moet worden om bij volle maan met de wolven mee te huilen. Die job is immers fulltime bezet door een jongeman genaamd Ricky Nelson. Ik vond The Gutter Twins erg aangenaam bij een geurende kop mexicaanse koffie op een zondagmiddag. Ik denk zelfs dat de zon scheen buiten. Le sacre du printemps.

Thursday, January 10, 2008

Beirut in het eten

A plague in the workhouse, a plague on the poor
Now I'll beat on my drum 'til I'm dead
Yesterday, a fever, tomorrow, St. Peter
I'll beat on my drum until then.



Ik weet nu reeds dat ik bij het schrijven van dit stukje voortdurend zal afgeleid worden door de muziek op de achtergrond. Die muziek is verre van achtergrondmuziek. 'Men of good fortune often cause empires to fall while men of poor beginnings often can't do anything at all' zingt Lou Reed in Men of Good Fortune uit het onverwoestbare 'Berlin'. Het zou mijn concentratie ten goede komen de plaat te stoppen maar de enige reden die ik hiervoor kan bedenken is een plots overlijden. Terzake. Men of good fortune. Eén van hen werd geboren als Zach Condon en wist onder de naam Beirut met 'The Flying Club Cup' één van de opvallendste platen van 2007 te brouwen. De 22 (!) jarige Condon flirte op zijn vorig wapenfeit, 'Gulag Orkestar', met muziek uit de Balkan. Op deze plaat neemt hij ons op een trip doorheen het Franse muzikale erfgoed en hij doet dit met onhippe instrumenten als accordeons, trombones, mandolines, ukeleles en bombardons. Het resultaat is een met een aan Brel schatplichtig gevoel voor muzikale dramatiek doordrenkt werkje geworden waar de piepjonge multi-instrumentalist Condon zijn muzikale talent en zijn naïeve onstuimigheid als twee rubberen ballen alle kanten laat opkaatsen. Soms doet hij je daardoor wel eens denken aan dat andere wunderkind Rufus Wainwright maar dan op zijn minst theatraal. De prima single 'Nantes' krijgt ondertussen massaal airplay op de openbare radio en toegegeven, zelden zo een frisse wind horen waaien in het steeds vlakker wordende fm gebied. Het toeval wil dat ik de voorbije zomer mijn tent had opgeslagen op een 40 km van Nantes. Vreemd genoeg roept de song bij mij geen herinneringen op aan de Franse grootstad maar wèl aan de nabijgelegen kust van Saint Nazaire. De schroeiende hitte overdag en de ijskoude zeewind die 's nachts over de camping waaide hoor ik terug in de moodswings op deze plaat. Waarom twijfelen tussen een huwelijksceremonie en een begrafenisplechtigheid als je ze alletwee kunt hebben moet Condon gedacht hebben. Wat me er ineens aan doet denken dat ik tijdens de lange autoritten doorheen Frankijk veel naar Lou Reed heb geluisterd. Stel je voor: Bij valavond de duizenden lichtjes van Parijs voor je zien opdoemen met Berlin loeihard in de wagen. So much for pathos.

Tuesday, January 08, 2008

Bad Seeds 2

"Of course, everybody says they're for peace. Hitler was for peace. Everybody is for peace. The question is: what kind of peace?" - Noam Chomsky



Gisteren besloot ik mezelf nog eens te tracteren op een avondje cinema. De film: de -excusez le mot- neo-western 'The Assasination of Jesse James by the coward Robert Ford'. De plaats: de Roxy in Koersel, nog steeds het best verborgen dorp van Limburg. Onderweg in de wagen floot ik een passend deuntje van The Bobby Fuller Four. Ja, soms ben ik me er eentje. Op de terugweg echter was het fluiten me vergaan. De reden hiertoe waren de voorbije 160 minuten in de pluchen zetel van zaal 2 in de eerdergenoemde bios. Nu, een onderwerp als de verderfelijkheid van de mens heeft bij mij altijd wel een streepje voor op, ik noem maar iets, de opwarming van de aarde. En qua analyse van humaan verderf, gaat regisseur Andrew Dominik met deze film tot op het bot. Zonder franjes. Zonder frivoliteit. Zoals de heer het heeft bedoeld. Ik zeg dit met enige terughoudendheid maar toch een pluim voor Hollywood icoon Brad Pitt die een misantropische en paranoïde Jesse James neerzet die overloopt van issues met zichzelf en de zeitgeist op het einde van de negentiende eeuw. Je krijgt het gevoel alsof hij heel de film een onophoudelijke huilbui in bedwang tracht te houden. Tegenspeler Casey Affleck bewijst nog maar eens waar het ware talent van zijn familie zit. Maar het meest indruk maakte de fotografie van Roger Dealkins die alle registers opentrekt met adembenemende shots van onheilspellende en desolate velden waar de eeuwige koude wind doorheenraast. Elk façet van 'The assasination' lijkt geproduceerd met de rem ingedrukt. Het trage tempo van de film is haast hypnotisch. Tel daar nog de kille, intrieste soundtrack van de heren Cave (ja, hij weer) en Ellis bij die met succes de formule die ze hanteerden bij de score van 'The Proposition' uit 2006 nog eens overdoen. Of de nogal bij de haren getrokken cameo van de kraaienkoning op het einde van de film niet te veel van het goede is laten we in het midden. Allesinds: naar mijn mening staat 'The Assasination', zeker wat de Amerikaanse cinema betreft anno 2007, op eenzame hoogte. Hopelijk blijft de sneeuw er liggen.

Wednesday, January 02, 2008

Toekomstmuziek

"I no longer limit myself."
Karlheinz Stockhausen (1925-2007)















Een maand geleden stierf de avant garde componist/geluidskunstenaar/visionair Karlheinz Stockhausen. Tot zijn fanbase mocht hij goed volk als Zappa, Pink Floyd, Coil, Henry Cow en Sonic Youth rekenen. Leden van zowel Kraftwerk als Can waren in de zestiger jaren volgzame studenten van de Duitse componist. De Beatles brachten aan hem hulde met een plaatsje op de eretribune op de hoes van Sgt. Peppers LHCB. Al wie de voorbije decennia ook maar een beetje gedurfd uit de hoek kwam in de electronische muziek (Aphex Twin, The Orb, Scanner,...) was aan Stockhausen schatplichtig. Dat 's man's maniakele zoektocht naar de perfecte balans tussen organisch en electronisch vaak resulteerde in urenlange, haast onbeluisterbare a-muzikale mantra's, zorgde ervoor dat hij tot aan zijn dood zijn strepen moest verdienen in de marge van de hedendaags klassieke muziek. Als je erover nadenkt was Karlheinz Stockhausen al een punker toen Johnny Rotten nog verwerkt moest worden. De muziek die hij in zijn hoofd had vertok van nul en zijn notenbalk leek verdacht veel op een cardiogram. Voor mij is zijn naam dan ook onlosmakelijk verbonden met tegen de stroom in zwemmen, je hart en je ziel volgen zonder hiervoor comprissen te moeten sluiten. En vooral: de rotzooi in je hoofd doorsjassen en het opnieuw vullen met mooie, inspirerende dingen.

Gelukkig nieuwjaar, in het bijzonder voor de heren Denny Zager en Rick Evans.