Wednesday, November 28, 2007

Nu niet kijken

"Who does not know that these gentle wolves are of all such creatures the most dangerous!"
Little Red Riding Hood - Grimm brothers



Meisjes in rode jasjes. We hebben ze op een zeker punt in ons leven wel allemaal achterna gelopen, al zij het in onze dromen. Men hoeft daar heus geen grote boze wolf voor te zijn. Ze zijn zoals het witte konijn in Alice in Wonderland. Veraf in hun nabijheid. Vergelijk het met je evenbeeld zien in een spiegel. Herkenbaar maar irreël. Wat zou een grote boze wolf zijn zonder een Roodkapje. Een anoniem zoogdier dat misschien wel kan spreken maar zonder een luisterend oor. Roodkapje daarentegen was voorbestemd om geschiedenis te schrijven, daar had ze heus geen beest voor nodig. Haar street credibility blijkt onaantastbaar en bovendien bezit ze de eeuwige jeugd. Het lijkt wel of we haar telkens zien jonger worden om wat later te concluderen dat we zelf alsmaar ouder worden. Haar rode jasje staat symbool voor de naIeve, kinderlijke impulsen die ons vroeger uit bomen deden springen, in het zand lieten rollen en sneeuw deden eten. Zonder hier verder bij na te denken. Ongeremd en ongedwongen werden we 's ochtends wakker en de wereld, die toen bestond uit enkele straten, een speelplein en een bos, was eindeloos. En Roodkapje? Ik ben gerust: zolang er wolven zijn danst ze verder en nog wel het liefst op de tonen van Cheap Trick's 'Surrender'.

Thursday, October 11, 2007

Ruimtelijke ordening

Here am I sitting in a tin can
Far above the world
Planet Earth is blue
And there's nothing I can do

Space Oddity - David Bowie












"Waren de goden kosmonauten?" is een van vele vragen die ik mezelf vrijwel nooit stel. Wat ik wel weet is dat een aantal decennia geleden een stelletje Russen het grote niets ontmaagden en sommigen van hen konden het navertellen. Joeri Gagarin landde na zijn ruimtereis in een boerengat achter het ijzeren gordijnwaar een arme boerin de schrik van haar leven beleefde bij het zien van de kosmonaut. "Vrees niet, vrouwtje. Ik ben maar een Rus" trachtte Joeri haar te kalmeren. "Ik dacht dat je uit de ruimte kwam" was de bevende repliek. Waarop onze dappere held: "Ik kom ook uit de ruimte."
Ruimtevaart en astronauten hebben me van kindsbeen af gefascineerd maar toch was het een ontnuchtering te moeten vernemen dat planeten als Tatooine, Hoth en Alderaan slechts te waarnemen vielen op het witte doek. Maar wat me nog steeds intrigeert is het oneindige zwart en de oorverdovende stilte die een kosmonaut moet ervaren als hij de ruimtesonde verlaat en eventjes aan de zijde van de goden mag wandelen. Een gevoel van totale rust gepaard met doodsangst moet zich van hem meester maken. Een ervaring die volgens mij even surreël moet zijn als opgezogen worden in een schilderij van pakweg René Magritte. Wat een relativerende belevenis moet het zijn om je eigen planeetje als een langzaam leeglopende ballon achter je te laten. Je voelt je een ster tussen de sterren. Een ster met een beetje heimwee naar zwaartekracht, je stamcafé en misschien wel de ochtendnevel in het najaar. Het ontbreken van het evidente, alsof je zintuigen het plots laten afweten en er enkel je hartslag en ademhaling zijn om je eraan te herinneren dat je leeft. Dat gevoel... af en toe denk ik dat ik het ken. Ik ervaar het heel, heel soms als alles stil is buiten en de nacht zijn grauwe mantel over de buurt heeft gedrapeerd. Als de straatlantaarns hun kunstmatige licht werpen op de koeien die in de nabijgelegen weide elkaar warm houden. Ja, ik hoop waarlijk dat ik dat gevoel ken.

Wednesday, October 03, 2007

Wandering star

Snow can burn your eyes
but only people make you cry.
Home is made for comin' from
for dreams of goin' to which
with any luck will never come true.




Een verloren zaterdagavond in een dorpscafé dat naar alle waarschijnlijkheid de naam 'onder de toren' of 'sportwereld' in een door een populaire biergigant gesponsorde lichtbak boven zijn portaal heeft prijken. Als je er binnenwandelt veeg je je identiteit en alle smerigheid die eraan vastkleeft aan de deurmat. Je kopzorgen laat je achter aan de kleerhanger en kleine gouden beetjes troost worden er zonder de glimlach geserveerd. Je ontmoet er mensen die hun leven weten te balanceren op de rand van de prullemand. De asbakken zijn er vol en het ruikt er naar amoniak. Op één van de felrode houten tafeltjes staat een kruikje jenever dat een enkele plastic roos herbergt. Het soort roos dat men weleens treft op een zeemansgraf. Er staat een juke box waar men, indien men het wil horen, bijvoorbeeld E4 kan selecteren en het liedje 'Runaway' van Del Shannon zal vervolgens, als een requiem voor god weet wie, uit krakende luidsprekers schallen. De waard draagt zonder enige fierheid een zelfgetatoueerd kromzwaard op de linkerarm waaronder de naam Greta te lezen valt.
Het schelle TL-licht accentueert de aftandse biljarttafel. Het groene laken is onherroepelijk verminkt maar het meubel leent zich nu als een depot voor lege bierglazen. In zulk café zou ik heel erg graag een pintje hebben gedronken met Lee Marvin.

Monday, September 24, 2007

Amazing Grace

"your cristal ball
you keep it hid"

uit 'Grace Kelly Blues' - Eels

Grace Kelly. Anderen dromen van de Pamela Andersons en de Beyonces van deze planeet. Ik droom van Grace Kelly en ontwaak met de glimlach. Een vrouw zoals de goden ze zouden beeldhouwen: stijlvol, bescheiden en bovenal adembenemend. Een prinses lang voor ze prinses werd. Het alziende oog van de meester zag het ook. Alfred Hitchcock caste haar terecht in 'Dial M for Murder', 'Rear Window' en 'To catch a Thief'. Brando had het ongenoegen te moeten vernemen dat ze haar rol als zijn tegenspeelster weigerde in 'On the Waterfront'. Ze liet tranen vloeien en geweren knallen om met haar versgeronnen beau Gary Cooper de horizon tegemoet te rijden in 'High Noon', de moeder aller westerns.

In 1956 treedt ze in het huwelijk met Rainier van Monaco en werd in één klap de beroemdste en meest geliefde prinses ter wereld. Of ze zelf tevreden was met deze keuze, daar hebben we het raden naar. De vele filmopnames van prinses Grace doen ons daar sterk aan twijfelen. Een vermoeide, droeve blik wint het vaak van de artificiële glimlach. Zesentwintig jaar na het droomhuwelijk maakt ze een fatale crash met de wagen, dochter Stephanie overleeft het ongeval. Alfred Hitchock wist haar intrede tot de Grimaldis misschien nog het best samen te vatten met "I'm very happy that Grace has found herself such a good part."

Monday, September 17, 2007

Wraken staat vrij pt. 1

"If you gotta fight... fight dirty!"



Sonny Chiba. Wat kan ik zeggen. Dat ik eigenlijk bitter weinig over de acteur weet. Dat ik hem voor het eerst, eveneens zonder het te weten, zag als de zwaardsmit Hattori Hanzo in Kill Bill. Dat ik zeer te spreken ben over de Streetfighter trilogie waar Chiba de perfecte anti-held Terry Tsuguri tot leven wekt. Een karatemeester annex huurmoordenaar die niet alleen naar behoren ass whoopt maar tevens even corrupt en leep is als zijn steeds kleiner wordend clubje vijanden. Op (de weinige) momenten dat Tsuguri het onderspit delft zien we steeds een flashback van hoe hij als jonge knaap getuige is van de fussilering van zijn vader en diens laatste woorden: "be better than your enemies!" Waarop de straatvechter daad bij woord voert.

Chiba levert als zwart geklede wraakengel het nodige vermiljoen rood door schedels in te slaan (met old school röntgen effect, later in digitale versie gebruikt in 'Romeo must die' met Jet Li), hier en daar een cruciaal orgaan uit te rukken en er duchtig op los te meppen en te schoppen. Immer fantastisch is het ritueel dat Chiba opvoert alvorens hij zijn nemesis laat kennismaken met dodelijke voeten en dito vuisten: het opspannen van de spieren door een imaginair, veel te zwaar beladen winkelkarretje voor hem op te duwen en hierbij een geluid uitkermend dat men doorgaans associeert met stevige constipatie. De legende wil dat deze films de eersten waren die een X-rated quotering kregen wegens te geweldadig. Bruce Lee blijft mijn ultieme kung fu held maar Sonny Chiba staat nu op de tweede plaats in de nek van de draak te fluimen.

Wednesday, September 12, 2007

Cremer vs Cremer

"Het leven is een éénmansguerilla"


"Ooit word ik beroemd" zei de jonge Jan Cremer. Nu zijn er wel vaker jongelui die dit voornemen plegen te hebben. Sommigen vinden later werk als pompbediende of rekkenvuller of weten je in een zwierige volzin de weg naar de dichtbijzijnde kroeg te beschrijven. Maar niet Jan Cremer. Hij werd beroemd. Hij verstond als geen ander dat provocatie een uitstekende vorm van publiciteit is. Zo hing hij als achttienjarige een prijskaartje van een miljoen gulden aan een schilderij van eigen hand. Door dit te doen verscheen hij op de nationale televisie. Jan Cremer was een schilder die schijver werd... voor hij tot de vaststelling kwam dat hij toch eigenlijk een schilder was. Zo publiceerde hij in 1964 de roman 'Ik Jan Cremer'. Het boek deed aardig wat stof opwaaien bij de goegemeente. De roman stond dan ook bol van geweld, vrije liefde en nam het op voor een levenshouding die bij de brave burgers niet door te beugel kon. De niet zo brave burgers hadden er echter een held bij voor het leven en Cremer werd zo'n beetje de Hollandse Kerouac. De roman beschrijft hoe Cremer als jonge snaak gekneed wordt in weeshuizen tot de full grown hedonist die nu eens een hart, dan eens een neus breekt.

Cremer was de oermens, de übermacho die zonder pardon een vork in de hand van zijn vrouw plantte als die een hapje uit zijn bord wilde proeven. De wetten van het weeshuis weetjewel. 'Ik Jan Cremer' is het soort jongensboek dat je het gevoel geeft dat anderen welliswaar ervaren bij een voetbalmatch. Het GRRRRRRR gevoel. Niet dat het in de bedoeling van de schrijver lag maar het kickstart je zelfvertrouwen. In het geval van Cremer is zelfvertrouwen synoniem voor zelfverheerlijking en egoïsme maar het werkt wèl. "Ik lees niet, ik word gelezen" aldus Cremer. Met de opbrengst van het boek vertrekt hij in 1964 naar New York en vestigt zich in het vermaarde kunstenaarshol Chelsea Hotel. Na het eerste boek volgde er een 'boek twee' en het magnum opus 'De Hunnen'. In de jaren zeventig ruilde hij de schrijfmachine terug in voor verf en penseel en verfijnde zijn vroegere 'peinture barbarisme'. Zijn werken, waarin steeds elementen van het Hollandse landschap terugkwamen, sloten nauw aan bij het abstracte expressionisme van Karel Appel en de Cobra beweging. Later wist hij zijn schilderwerk te combineren met zijn vele reizen. Deze waren vaak een reconstructie van de trektocht van de Hunnen onder Attila en de Mongolen onder Djenghis Khan. Met deze volkeren voelde hij zich sterk verwant, zelfs voordat een genealoog ontdekte dat Cremer zelf langs moederskant uit Mongolië stamt.
Vandaag een week geleden zag ik een documentaire over het fenomeen Jan Cremer. Altijd hartverwarmend om vast te stellen dat je jeugdhelden, dood of levend, af en toe nog eens wat airplay krijgen. Hierdoor worden ook de herinneringen die eraan vast hangen smeulende gehouden.

Monday, September 03, 2007

il cattivo

"When I'm paid, I always follow my job through. You know that."
Angel Eyes in The Good, The Bad and The Ugly


"Best of The Bad. Love & Light" staat er in de grafzerk gegrift van acteur Lee Van Cleef. Ik ken een aantal wereldleiders (verleden- en tegenwoordige tijd) die meer recht hebben op deze titel maar als er iemand met overtuiging een slechterik kon neerzetten op het witte doek dan was het wel Van Cleef. Met een overschot aan coolness en in zwarte goedzittende pakken en scherpgerande hoeden tilt hij films als 'The Good, The Bad and The Ugly', 'Fistful of Dollars', 'High Noon', 'The Big Gundown' en 'Sabata' naar een hoger platform. De acteur met Nederlandse roots had immers het talent zijn oogleden zodanig dicht te knijpen dat men, mochten er geen oogballen achter zitten, er met moeite een muntstuk tussen zou kunnen duwen. Hij is ook één van die bad guys waar de toeschouwer, al dan niet stiekem, mee sympatiseert. Van Cleef verstond ook de kunst van het zwijgen. Zo reduceerde hij regelmatig zijn dialoog tot enkel de essentie overbleef. 'Sharpening your tools' noemde hij het zelf.

Sunday, August 26, 2007

Hardboiler room

"Dead men are heavier than broken hearts" - Philip Marlowe in The Big Sleep



In de late uren, alvorens de snoepkleurige clown op bezoek komt, volg ik graag het gitzwarte spoor van oneliners dat de protagonist Philip Marlowe achter zich laat. Vaak zijn deze te vinden op de bodem van het typische glas bourbon dat weer eens moest geledigd worden na de zoveelste aanvaring met een femme fatale of enkele vuisten. Al te vaak overschrijdt hij met een duizelingwekkende stroom van metaforen de grens van de camp maar tot de verbeelding spreken doet het personage allesinds. Zijn erecode is immers belanrijker dan de oogopslag van de diva die zijn pad kruist. Marlowe geldt nog steeds als de standaard uitvoering van de hardboiled private eye die we kennen uit boek, film (Sam Spade, Mike Hammer,...) en strip (Blacksad, Sin City,...). Hij vult zijn dagen met de arm der wet tegen de haren instrijken, damsels in distress ter hulp schieten, schaakstrategiën doorgronden en zijn lever aantasten. In de duistere straten van een door corruptie en perversie geteisterd L.A. zoekt hij zijn puzzelstukken bij elkaar. De ultieme anti-held. Een zelfdestructieve einzelgänger bij wie alle hoop lang geleden is weggedronken. Als je zijn wereld betreedt vervagen alle kleuren in harde grijsschakeringen.

Het personage, bedacht door zijn al even cynische schepper Raymond Chandler, zag voor het eerst het schemerlicht in het cult (pulp)magazine Black Mask in 1920. De zwartgallige, bikkelharde privé detective trad hiermee in de voetsporen van Sam Spade, een creatie van Dashiell Hammet (o.a. The Maltese Falcon). Chandler stopte al zijn duivels in het personage. Zijn zucht naar drank en vrouwen maar ook zijn onvermogen om te behagen. De eerste roman 'The Big Sleep' uit 1939 werd zeven jaar later verfilmd met in de hoofdrollen het toenmalige Hollywoodkoppel bij uitstek, Humphrey Bogart en Lauren Bacall. Later liet de schrijver zich ook gelden in Hollywood. Hij bewerkte o.a. op verzoek van regisseur Billy Wilder het scenario van James M Cain's 'Double Indemnity' en dit resulteerde in een van de beste verwezelijkingen in het film noir genre.

Sunday, August 19, 2007

Fire Music


“I would like to play for audiences who are not using my music to stimulate their sex organs”

Zonet thuisgekomen van een concert waar ik al maanden naar heb uitgekeken. Ornette Coleman. Een legende. Ornette Coleman is voor de saxofoon wat Jimi Hendrix is voor de gitaar. In de jaren vijftig toen de bebop, hardbop en swingjazz hun hoogdagen kenden kwam Coleman op de proppen met de plaat 'The Shape of Jazz to Come'. Een mijlpaal. De jazz elite werd verdeeld in twee kampen. Zij die hem een genie noemden en zij die hem afdeden als de eerste de beste charlatan. Niets had hen echter voorbereid op wat zou komen. In 1960 zag 'Free Jazz: a collective improvisation' het licht. Een woeste orkaan van klanken zoals men nooit eerder had gehoord. Alsof de jazz voordien als een wild beest in een kooi zat opgesloten en plots werd losgelaten. Op de binnenkant van de hoes staat een afdruk van 'White Light', een action painting van Jackson Pollock. Een zeer acurate visualisering van wat er op de plaat te horen valt. Dit was muziek waar je onmogelijk omheen kon. De titel van het album werd meteen de roepnaam voor een nieuwe lichting jazzmusici. Coleman zelf was echter sceptisch over de term freejazz. Vandaar de vele synoniemen voor het genre zoals 'fire music' of 'new thing'. Wat zo uniek was en is aan Ornette Coleman's stijl is dat hij de melodie laat overheersen door de harmonie, het samenspel en vooral de improvisatie.

Vanavond zag ik de man in levende lijve aan het werk op Jazz Middelheim. In de uitverkochte tent heerste er een devote sfeer. Alsof men de messias hoorde prediken. Het woeste vuur van weleer was gevormd tot een sierlijke, krachtige vlam die tot diep in de vezels doordrong. Coleman, inmiddels 77, en zijn fantastische ritmesectie (met zoonlief achter de vellen) bliezen in een mum van tijd het dak eraf. Het deed me ook deugd dat er opvallend veel jongeren tussen de stereotiepe jazz inteligentia te bespeuren vielen. Nadien belandden we, afgaand op een betrouwbare tipgever, enkele kilometers verder in de Antwerpse cultuurtempel De Singel waar men tot diep in de nacht freejazz jamsessies kon ondergaan. Maar hoe hard de welwillende conservatoriumstudenten ook te keer gingen, na het aanschouwen van de meester kon men dit jammergenoeg slechts ervaren als jazzmuzak. Hoe belangrijk de stempel is die Coleman's fire music op de jazz en op de muziek in het algemeen heeft gedrukt valt tot op heden niet te overzien. Het is algemeen bekend dat Lou Reed hem nog steeds als een belangrijke invloed op de sound van The Velvet Underground beschouwt. Het is iets minder bekend dat Captain Beefheart Coleman's snerpende sax trachtte te imiteren op diens 'Trout Mask Replica'. John Zorn bracht dan weer hulde met de plaat 'Spy vs. Spy' waarop hij trashmetal versies inblikte van Ornette Coleman nummers. Coleman werd op de recente Grammy Awards gehuldigd met een Lifetime Achievement Award en op diezelfde uitreiking speelden Red Hot Chili Peppers ten dans. Na hun optreden hieven de Peppers een groot plakaat in de lucht waarop te lezen viel: 'Love to Ornette Coleman'. En dat zijn vuur voor eeuwig moge blijve branden.

Meer leesvoer over Ornette Coleman en freejazz vind je hier: The Real Godfathers of Punk

Saturday, August 18, 2007

The Truman Show

"Life is a moderately good play with a badly written third act."



Maandag, 16 november 1959. The New York Times publiceert die dag een klein artikel met de kop "Family of four slain in Kansas". De impact van die korte berichtgeving zou zijn sporen nalaten in de literatuur, journalistiek en filmwereld. Hiervoor zorgde een klein, gebrild mannetje. Zijn naam was Truman Capote. Ik hoorde voor het eerst van de man bij het zien van de Blake Edwards' verfilming van de roman 'Breakfast at Tiffany's'. Naast de overdonderende vertolking van Audrey Hepburn in de rol van Holly Golightly en een jonge George 'I love it when a plan comes together' Peppard was het ook de donkere ondertoon in het lichtvoetige verhaal die me opviel. Regisseur Edwards had, tot groot ongenoegen van Capote, het verhaal dan nog een beetje opgesmukt voor 'een breed publiek' maar de tristesse rolt als een dikke traan door de gags en oneliners heen. Tot dusver mijn eerste kennismaking met de schrijver Capote. 'Breakfast at Tiffany's' heb ik nog steeds niet gelezen dus de vergelijking met de film blijf ik schuldig. De voorbije vakantie heb ik me wèl vastgebeten in zijn bekendste boek: 'In Cold Blood'. Een non-fictie verhaal dat leest als een roman en, eens je de eerste vijftig pagina's voorbij bent, je niet meer loslaat. In 1959 trok Capote naar het dorpje Holcomb in Kansas om er zijn research voor het boek te doen. Hij bleeft er meer dan vier jaar en raakte goed bevriend met de inwoners en de rechercheurs die zich met de viervoudige moord bezighielden. Maar zijn grootste fascinatie ging uit naar Perry Smith, die samen met Richard Hickock op een winderige nacht het weerloze Clutter gezin afslachtte. De kracht van Capote's schrijverschap zit in de narratieve vertelstijl die steeds gedetailleerd en afstandelijk is. Even koelbloedig als de moorden.

De tweede maal dat ik de naam van de schrijver tegenkwam was in Victor Bockris' excellente Andy Warhol biografie. Daarin wordt de devotie die de pop-art goeroe voor Capote koesterde veelvuldig beschreven. Toen Warhol voor het eerst naar New York trok stond immers bovenaan zijn verlanglijst 'Truman Capote ontmoeten'. Niet zo verwonderlijk als je weet dat hun levens grote gelijkenissen vertonen en Warhol zat nooit verlegen om een beetje narcisme. Beiden werden ze gepest als kind. Warhol om zijn bleke huidskleur en Capote omwille van zijn waarlijk irritant nazale stemmetje.
Warhol was als kind vaak bedlegerig en hield zich op een maniakale manier bezig met tekenen, radio luisteren en foto's van Hollywood figuren uit tijdschriften knippen. Capote verplichtte zichzelf op elfjarige leeftijd tot drie uur per dag schrijven. Op latere leeftijd stonden beide heren bekend als notoire roddeltantes en werden dan ook vaak samen gespot in de New Yorkse jet-set middens. Zoals het een dandy betaamt viel ook Capote in de jaren zeventig ten prooi aan drank en drugs en deze dodelijke tweeling koste hem in 1984 uiteindelijk het leven.

Sunday, March 04, 2007

Oerendhard

"My idea of fun / is killing everyone" - Iggy Pop, 2006


Op de zevende dag schiep god de punk, de dag ervoor The Stooges. Echte muziekkenners verraden zich vaak door de vraag: "Welke tien platen zou je meennemen naar een onbewoond eiland" (lees er High Fidelity van Nick Hornby eens op na)? Wat volgt zijn ellenlange discussies, knokpartijen en echtscheidingen. Zelf heb ik altijd net dat beetje nerdiness gemist om over deze vraag te gaan nadenken maar de kans is groot dat 'Fun House' van The Stooges erbij zou zitten. 'Fun House' is een plaat die elke vezel in je lichaam activeert. Een plaat die de doden tot leven zou weken. De soundtrack bij de apocalyps.

'Fun House' dateert van 1970. We schrijven nu vrijdag 2 maart 2007. Ik sta in de platenwinkel. In mijn hand hou ik 'The Weirdness' van Stooges. Hij ruikt nog vers. Het hoesje is in sober zwart en zilver. Er kleeft een sticker op: "New album recorded by Steve Albini". Ik koester het moment. Twee dagen later heb ik 'The Weirdness' tweemaal beluisterd. Het eerste wat ik miste was een opstoot van adrenline, iets wat ik bij de oude songs wel keer op keer ervaar. En toch zijn alle Stooges kenmerken aanwezig: Iggy, de oerriffs van Ron Asheton, de boem-tsjak-boem drums van zijn broer Ron en dit alles gelardeerd met de hyperkinetische baslijnen van Mike Watt. Ja, Mike Watt! Mike Watt dus! Het grote probleem volgens mij, is dat de Stooges hun tekort aan talent wisten goed te maken met een monolithische sound en overschot aan energie. Inmiddels is elk van de bandleden achter in de vijftig en moet er iets in de plaats komen van de angry young men politiek van indertijd. Dat gat wordt niet opgevuld maar producer Steve Albini heeft duidelijk zijn uiterste best gedaan om het primitieve Stooges geluid eruit te halen. Toch wil ik 'The Weirdess' niet overbodig noemen, we hebben het immers nog steeds over de zaaddonors van groepen als The Ramones en Black Flag dus de nummers zijn nog wel degelijk rock 'n roll genoeg om, mits het opendraaien van de volumeknop, een (ik noem maar iets) middelgroot Ikea kastje te slopen! Persoonlijk hoogtepunt is 'Mexican Guy' waar Iggy's lief ervandoor gaat met... a Mexican Guy. Who Cares, zolang de tandem Ashton en Watt op hun snaren inhakken mag er voor mijn part een boodschappenlijst over ingezongen worden.

Thursday, March 01, 2007

Onderbuik blues

"While everything is quiet and easy/ Mr. Grinder can have his way..."
Memphis Slim, 1941



2007 blijkt tot op heden zeer vruchtbaar op muzikaal vlak. Slecht voor de portemmonee. Goed voor de ziel. Ter zake: vlak voor de zomer van 2006 werd op www.nick-cave.com de release van Grinderman aangekondigd. De bezetting zou omschreven kunnen worden als mini-Seeds. De naam ontleenden ze aan een oud bluesnummer van Memphis Slim. Buiten Cave bestaat de groep uit violist Warren Ellis, bassist Martyn Casey en drummer Jim Sclavunos. Hun debuut is titelloos en het rockt de pannen van het dak. Openers 'Get it on' en het nu al onsterfelijke 'No Pussy Blues' zetten onmiddelijk de toon. Het is midden in de nacht. We zijn in een auto gestapt en het gaspedaal wordt volledig ingetrapt. De neonlichten flitsen aan weerskanten voorbij en dan, terwijl de wagen voortraast, wordt alles rondom duister. Dat gevoel is Grinderman.

Deze plaat is het ideale tegengewicht voor het geweldige maar zorgvuldig gearrangeerde 'Abattoir Blues / The Lyre of Orpheus' uit 2004 alweer. Grinderman is opgenomen in enkele weken en er is verder niet teveel bij nagedacht of aan geprutst. Jaren van vakmanschap en de chemie tussen de muzikanten hebben hun werk gedaan, wat de spontaniteit en rauwheid van de songs ten goede is gekomen. Wat ook zijn vruchten heeft afgeworpen is het besluit om er geen gitarist bij te nemen en in de plaats een Stratocaster om de nek van Cave te hangen. Zijn beperkingen als gitarist worden goedgemaakt door minimale rechttoe rechtaan licks. Zowat alle nummers gaan over lust en verderf. Erg om te zeggen, maar Grinderman heeft alles in huis wat de nieuwe Stooges plaat mist.

Wednesday, February 21, 2007

Zeeziek in de delta

"Now we gonna get down on a litte Mississippi threestringed trance boogie"



De blues van Karen Dalton vergelijken met die van Seasick Steve is zinloos. Waar Dalton kiest voor trage, breekbare country gaat Seasick voor de vettige, electrische variant van het genre. Denk aan de lieden uit de Fat Possum stal met R.L Burnside,T-Model Ford en Junior Kimbrough op kop. Het leven heeft Seasick alle ingrediënten meegegeven om de blues in elke porie van zijn lijf te voelen. Geboren in de Mississippi delta. Ouders gescheiden toen hij vier jaar was. Van huis weggelopen toen hij viertien was. In de gutsende regen onder een kartonnen doos slapen is hem niet vreemd. In Amerika trok hij van staat tot staat door op te trekken met zwervers en op de zgn. freighttrains te springen. Voor hij als professioneel muzikant de kost kon verdienen wisselde hij klotejobs af met een bestaan als straatmuzikant. Op straat spelen is iets wat hij, uit nederigheid, nog steeds af en toe doet. "Een mens mag niet vergeten waar hij vandaan komt."
Nu, de legende wil, dat niemand ooit van de man gehoord zou hebben mocht hij afgelopen oudejaar niet te gast zijn gevraagd voor het BBC programma Jools Holland's Hootenanny alwaar hij een verschroeiende versie bracht van zijn 'Doghouse Blues'. Zijn instrumentarium is inmiddels al even spraakmakend als hijzelf:
- Een driesnarige (A, G en B, gestemt in een foute toonaard) Trance Wonder gitaar. Seasick maakt er een punt van bij elke optreden het verhaal te doen van ene Sherman Cooper die hem de gitaar veel te duur (75$) heeft verkocht. Na hij doorhad dat hij te veel geld had betaald voor het instrument zwoer Steve dat hij bij elk optreden het zou hebben over de 'oplichter' Sherman Cooper en dat hij nooit meer dan drie snaren zou gebruiken. Hij blijkt een man van zijn woord.
- De eensnarige Didley-Bo, niet veel meer dan een plank met een snaar erop genageld, gespeelt met een bottle neck slide. Bo Diddley pikte er zijn naam van.
- The Mississippi Drum Machine: een kleine houten doos geschikt voor het betere voetpercussiewerk.

Doe uzelf een plezier en beluister 'Doghouse Music' van Seasick Steve. De wereld wordt er een beetje beter van.

Ma Dalton

"My favorite singer in the place was Karen Dalton. Karen had a voice like Billie Holiday's and played the guitar like Jimmy Reed." - Bob Dylan



In onze grote queeste naar muzikale verlossing, pogen we (we worden al een dagje ouder) nog één keer per jaar een ontdekking te doen waartegen we ons de rest van ons leven kunnen aanschurken. Kanshebber voor 2007 is de inmiddels al veertien jaar geleden overleden blueszangeres Karen Dalton. Dalton, dochter van een volbloed Cherokee moeder, is de tragische muze van net niet heilig verklaarde iconen als Bob Dylan en Nick Cave (Cave's 'When I first came to town' op de plaat Henry's Dream is geïnspireerd door miss Dalton). Ook de nieuwe generatie folkies als daar zijn Joanna Newsom en Devendra Banhart steken hun adoratie niet onder stoelen of banken.

We ontdekten Karen Dalton en de hartverscheurende song 'Katie Cruel' als één van de vele pareltjes op de compilatie 'Original Seeds' uit 1998. Lichte euforie maakte zich van ons meester toen we vernamen dat 'In my own time', het tweede en beste album van madame Dalton dit jaar geremasterd, geföned, geflost en in een welriekend kruidenbad gedompelt zou worden. Ik mag me sinds vorige week de trotse eigenaar van zulk een exemplaar noemen. Sindsdien gaat er geen dag voorbij dat ik minstens één keer het schijfje beluister. 'In my own time' werd opgenomen in de herfst van 1970. Dalton schreef echter de songs niet zelf. Deze werden zorgvuldig geselecteerd door producer/muzikant Harvey Brooks (bassist op Dylan's 'Highway 61 revisited' en Miles Davis' meesterwerk 'Bitches Brew'). Elk nummer is een ware hartenbreker; after hours countyblues gezongen met een rauwe, kapotte en doorleefde stem. Een stem die ergens tussen die van Billie Holiday en Janis Joplin in ligt en doet vermoeden dat Dalton wist wat afzien was. Ze droeg de blues met zich mee, als een zwarte, doffe metalen bal die met een ketting aan haar ziel geketend was. Zoveel is zeker.

Monday, February 19, 2007

General Lee

“Tequila. Straight. There's a real polite drink.”


Als de verhalen kloppen, zou er een geheim vennootschap bestaan dat zich 'The Sons of Lee Marvin' noemt. In hun kleine ledenbestand zouden de namen Tom Waits, Nick Cave, John Lurie en Jim Jarmusch terug te vinden zijn. In Jarmusch' 'Coffee and Cigarettes' hangt er in één van de koffiehuisjes een portretschilderij van Lee Marvin. A dead givaway.

In een lang vervlogen tijd waren filmsterren goden. Ze woonden in een hemel die Hollywood heette en ze waren onsterfelijk. Maar zoals het hemels betaamt liet men er al eens een engel vallen. Eén van hen had staalharde ogen, zilver haar, een baritonstem en heel veel dorst. Hij luisterde naar de naam Lee Marvin. Marvin had alles in huis om de archetypische antiheld te zijn. Zijn sombere, tragische blik zou volgens velen te maken hebben met zijn ervaringen in WOII. Marvin was een sluipschutter in de Amerikaanse marine en op zijn laatste missie zou hij zowat zijn voltallige bataljon zien sterven. Zulke dingen laten sporen na, zelfs als je Lee Marvin heet. Als acteur verzamelde hij een palmares waar klassiekers maar ook stinkers in te vinden zijn. De wraakfilm Point Blank zit in die eerste schuif. De film begint met een montage van beelden die het motief van de wraakactie verhelderen. Walker, het personage van Marvin, wordt voor dood achtergelaten door zijn partner in crime die in één weg ook nog eens zijn liefje inpikt. Zulke dingen laten zijn sporen na. De jacht is open. Wat volgt is naar mijn mening één van de meest stijlvolle films in het genre. Regisseur John Boorman (o.a. 'Deliverance') is dan ook niet de minste en wist zeer goed waar hij naar toe wou met Marvin toen hij hem caste. Schitterende technicolor composities. Minimale hardboiled dialogen. Dubbele plot. U merkt het, een film als 'Point Blank' laat zijn sporen na.

Monday, February 12, 2007

Nachtmerika

“I was trying to come up with a concept about a new society, revolutionary... in political terms, that's taking over and devouring the old society.”
- George A. Romero



Toegegeven, de laatste tijd overkomt het me dat ik op het juiste moment de juiste knop indruk. Vaak is het die van de afstandsbediening. Zo ook de afgelopen nacht. Op ontiegelijke uren willen de limeys weleens ware schatten op de buis zwieren. Om 2u15 zond BBC2 de documentaire 'The American Nightmare' uit. De docu-film zou handelen over hoe de grote horrorklassiekers van de jaren zestig en zeventig de toenmalige politieke en sociale problematiek in America weerspiegelden. Ho maar! Uiteindelijk bleek het allemaal best mee te vallen en werden we vooral getracteerd op sappige anekdotes en fijne verhalen. Zo wist make-up artiest Tom Savini met uitgestreken gezicht te melden dat hij de anatomie van aan flarden geschoten hoofden van Vietcong soldaten nauwkeurig bestudeerde en daardoor een eigen kleine splatter-database in zijn hoofd bijhield. Dat George Romero niet vies is van wat maatschappijkritiek in zijn zombie-reeks te stoppen wist ik wel. Maar de films van Tobe Hooper, Wes Craven en John Carpenter waren voor mij toch vooral fun. En kippevel. En adembenemend in al hun poetische gruwel. Dikwijls gemaakt voor een habbekrats maar toch de juiste knop ingeduwd. En, bovenal, op het juiste moment.

Wednesday, February 07, 2007

Wolkers on the wild side

"Gymnastiek ben ik blijven doen. En wat is het resultaat geweest? Een ongezonde geest in een gezond lichaam."



Jan Wolkers. 's Mans "Terug naar Oegstgeest" en "Een roos van vlees" waren mijn introductie tot de Nederlandse literatuur en tot het vrijgevochten gedachtengoed van de schrijver. Wolkers behoorde tot de 'grote vier' van de na-oorlogse Nederlandse literatuur. Op de hogere schavotten stonden Reve, Hermans en Mulisch. Enkel de laatste heeft me nooit kunnen bekoren. Hoedanook, Wolkers won het qua rock 'n roll gehalte met gemak van de drie anderen. In zijn romans bleek steeds een grote sympathie voor de natuur en in het bijzonder katten. Hoe hij in 'Een Roos van Vlees' zijn liefde voor zijn poes Samuel beschrijft is hartverwarmend. Eveneens tapte hij ook gretig uit het zelfde vaatje als Jan Cremer. Sex en vuile praat waren hem dan ook niet vreemd. Meer aanzet tot lezen heeft een jeugdige puistenkop niet nodig... Maar Wolkers was ook dreiging. Hij had dan ook een blik in zijn ogen die ingehouden razernij deed vermoeden. Razernij die hij dikwijls manifesteerde in zijn strijd tegen de burgerlijkheid en de bureaucratie. Zo weigerde hij in het verleden tal van prestigieuze prijzen enkel en alleen omdat hij niet wilde deelnemen aan de poppenkast en de hypocrisie binnen de literaire beau monde. Waarvoor hulde.
Vanavond was Wolkers te zien in een aflevering van de uitstekende docu-reeks 'Profiel'. We zagen een oud grijs mannetje schuifelen door zijn tuin. De man met de zeis schuifelde duidelijk achter hem aan. Geen dreigende blik meer. Geen vuile praat. Wel schoonheid. Wel bezinning. De schrijver blijkt nog steeds scherp van geest en ad rem. Alleen fysiek bemerkte je een ver gevordere aftakeling. Hij las een zelfgeschreven gedicht voor dat de zinsnede "een voetafdruk die geen echo achterlaat" bevatte. Dat was zijn kijk op het leven. Geen franjes, geen gedoe, geen spijt, geen eeuwigheid. Een voetafdruk die geen echo achterlaat.

Wednesday, January 17, 2007

RIP Alice Coltrane (1937-2007)

“The classical artist must respectfully recreate the composer's meaning. Although, with jazz music, you are allowed to develop your own creativity, improvisation and expression. This greatly inspires me.”



Enkele maanden geleden hadden we het nog over de frêle elf met de harp Joanna Newsom. Vandaag melden we het overlijden van een jazzharpiste die al enkele generaties luisteraars en muzikanten wist te inspireren: Alice Coltrane. Haar naam dankt ze aan haar vierjarig huwelijk met saxofonist John Coltrane. Alice Coltrane maakte vooral verdienste door spirituele Oost-Aziatische klanken in haar muziek te integreren. Ik ontdekte deze grand dame een vijftal jaren geleden op doorreis in Frankrijk richting Spanje toen ik in een piepklein jazzwinkeltje in Bordeaux de ceedee "Journey in Satchidananda" (Impuls, 1970) voor haast geen geld op de kop tikte. Ik kocht er eveneens platen van Pharaoh Sanders, Sun Ra, Archie Schepp, Albert Ayler en John Coltrane. Ik leefde die vakantie in een freejazz buzz en luisterde nauwelijks naar andere muziek. Deze nieuwe, onconventionele arrangementen stimuleerden mijn fantasie mateloos. Ik reed met mijn autootje langs de Spaanse kustlijn met een zondvloed van vrije, wilde klanken op de achtergrond. Mijn fantasie sloeg op hol. Ik waande me een kruising tussen Hunter S. Thompson en Dean Moriarty. Nu, eenderwelke muziek die in staat is me op een hoger platform te tillen is voor mij tijdloos. Of het nu Miles Davis of Black Flag is: het is muziek die op een gegeven tijdstip in mijn leven even cruciaal was als de lucht die ik inademde en daardoor altijd van belang zal zijn.