Sunday, December 17, 2006

Dirty Shane

"The British press have been giving me six months to live for the past twenty years - they must be getting pissed off interviewing me by now."



Eergisteren kreeg ik een compilatie-cd van The Pogues cadeau. Inmiddels heb ik het schijfje al een achttal keren integraal beluisterd en zelden ben ik zo vervuld geweest van melancholie. The Pogues was een groep die een anderhalf decennium geleden hoog aangeschat werd in het studenten- en fuifmilieu. Muziek waar je een kater van overhield. Muziek die aanzette tot dansen én tot drinken. Frontman Shane McGowan was het anti-idool bij uitstek. Rebel, charltan en doorwinterd alcoholieker. Maar dit weekend werd nog maar eens duidelijk dat in McGowan ook in begenadigd songschrijver en dichter verscholen zat. De legende wil dat de mens al vanaf zijn tiende aan de whiskey zit. Of dit waar is laat ik in het midden maar recente foto's van het wrak dat de man nu is doen het me graag geloven. McGowan werd in 1976 een instant icoon bij de Londense punkers nadat een jongedame zijn oorlel had afgebeten tijdens een Clash optreden aldaar. Het was de combinatie van Ierse traditionals en Britse punk die hem het sterrendom bezorgden. De combinatie drugs en alcohol namen het hem nadien weer zonder pardon terug af. Maar we dragen hem en zijn muziek nog steeds in het hart en hopen dat zolang er feesten zijn, The Pogues door de speakers zullen knallen met krakers als 'Fiesta', 'Dirty Old Town', 'The Irish Rover' en 'Streams of Whiskey'. Here's to you Mac!

De Youth van tegenwoordig

Teenage riot in a public station
Gonna fight and tear it up in a hypernation for you




Waarom ik na 15 jaren nog steeds bezeten ben van Sonic Youth? Omdat ze zo een beetje de dinosaurussen zijn geworden van de alternatieve rockmuziek. Nog steeds tijdloos, vernieuwend, onvoorspelbaar, pretentieloos en... ze hebben een bassiste die Kim Gordon heet. 'We're Sonic Youth from New York and we haven't slept in five days', wist Thurston Moore een uitverkochte Hallen van Schaarbeek te vertellen. Naar alle waarschijnlijkheid lichtjes overdreven want het concert was vlekkeloos. Eigenlijk iets te vlekkeloos voor Sonic Youth. Ook iets te veel recente nummers. Hun laatste platen 'Sonic Nurse' en 'Rather Ripped' mogen er best zijn maar we waren niet de enigen die nog steeds zweren bij de heilige drievuldigheid 'Goo', 'Daydream Nation' en 'Dirty'. Kippevel: als toegift volgde het machtige 'Teenage Riot' en drieduizend bezoekers gingen uit hun dak. Na het concert had ik het geluk de groep te ontmoeten. Met Lee Ranaldo had ik al eerder het genoegen gehad kennis te maken maar tot mijn geruststelling bleken ook de drie andere leden uiterst sympathiek te zijn. En ja, ik heb Kim Gordon in de ogen gekeken. Ik herinner me dat je eind jaren tachtig / begin jaren negentig of verliefd was op Kim Gordon of op Kim Deal. Bij mij was het zelfs zo erg dat een liefje uit die periode zelfs fysiek leek op Kim. Ik vraag me af hoe het met haar zou zijn.

Waits Triple


"I don't have a drinking problem 'Cept when I can't get a drink."

Wie nog verlegen zit om een kerstcadeau kan ik van harte de driedelige box 'Orphans' van Tom Waits aanbevelen. Drie cd's ingedeeld in 'Brawlers', 'Bawlers' en 'Bastards'. Ik ben er nog niet toe gekomen om de laatste, een verzameling van spoken word en rarities, te beluisteren maar 'Brawlers' en 'Bawlers' zijn een feest! Waits heeft namelijk zijn kluis leeggemaakt en deze aangevuld met enkele nieuwe opnames. Het openingsnummer 'Lie to me' is een onvervalste juke joint stomp waarbij, in sommige middens, de stoelen aan de kant worden gezet. Negen tracks later komen we dan weer terecht bij een politiek getint nummer, "The Road to Peace' waar Waits met hulp van een krantenartikel erop wijst dat idealisme en vooral het fanatiek fundamentalistche soort geen al te beste gidsen zijn. En voorts is het vooral vintage gegrom, industriële percussie, Marc Ribot riffs en rock 'n roll zoals de heer het heeft bedoelt. Een heerlijk universum om in te vertoeven als je aan het afwassen bent met een glas vodka binnen handbereik. Maar ik durf er voor te wedden dat het drieluik ook werkt bij een tupperware party, tijdens het breien van een sjaal of het verwekken van een baby. Maar we wijken af...

Children of the Zorn


You can't be idealistic in this world and not be crazy.


Het moet ergens midden jaren negentig geweest zijn toen ik de New Yorkse freejazz goeroe John Zorn aan het werk zag in de AB. Het was in die periode dat ik, vreemdgenoeg door invloed van punk, in jazz als muziekvorm geïntresseerd raakte. Vooral als je moet concluderen dat jazz en vooral freejazz meer punkattitude in zich draagt dan het het genre zelf. Vreemd maar waar. Want jazz is, op muzikaal vlak, zwaar buiten de lijntjes kleuren. Anarchie met ambachtelijke precisie en doeltreffendheid. Twee weken geleden zorgde Zorn voor een kleine rel bij zijn nog steeds talrijk legertje adepten. In Brussel kwam hij zijn Moonchild-project voorstellen met goed volk als Mike Patton, Joey Baron en Trevor Dunn in de gelederen. Nu, wat velen over het hoofd hadden gezien is dat Zorn dit stuk heeft gecomponeerd maar er geen enkele noot op meespeelt. Grote consternatie dus toen bleek dat de meester niet aanwezig was op het podium. Resultaat: Boegeroep en gefluit achteraf. Nu ja, stiekem hoopte ik zelf ook wel dat hij, al was het maar voor even, zijn sax bovenhaalde maar de mens heeft nu eenmaal de reputatie eigenwijs te zijn en toegiften zijn voorbehouden voor popmuziek. Iets waar dit mijlenver vanaf staat.

don't get mad, get Evens

cut from the cloth
and death to the masses


Het blijft wennnen,The Evens, het (inmiddels niet meer zo) nevenproject van Ian MacKaye en zijn wederhelft Amy Farina. De songs zijn zeker boven de middenmaat maar er is nog steeds het gevoel dat MacKaye speelt met de handrem op. Dit heeft vooral te maken met zijn vorige groepen zijnde Minor Threat en (het nog steeds op non actief staande) Fugazi. Beide bands zijn van onbeschrijfelijk belang geweest in mijn tienerjaren en zijn dat, op een ander niveau, nog steeds. Alles wat MacKaye uitbracht was de perfecte soundtrack bij boosheid, onbegrip, isolement en woede. Dagelijkse kost als puper maar de muziek kan vandaag de dag nog steeds mijn adrenalinepeil de hoogte injagen. Nu, terug naar The Evens. Vorige maand is hun tweede plaat 'Get Evens' verschenen en, oh joy, er zit veel vitriool in de nummers. Dit met dank aan de cowboypresident van het containerpark dat we kennen als Amerika. Soms expliciet als in 'Dinner with the president' en 'Everybody knows you are a liar'. Bijna de helft van de nummers gaat over het gebushte. Muzikaal is er ook een sprong gemaakt. Hun debuutplaat uit 2004 was meer ingetogen en rechtlijniger dan 'Get Evens'. Hier zijn de nummers grilliger en een pak ritmischer dan zijn voorganger. De inscriptie in het cd-hoesje luidt 'To all new arrivals'. Daar drinken we op!

Friday, November 10, 2006

Jello schopt keet

"For every prohibition you create you also create an underground."

Gisterenavond werden we nog eens geconfronteerd met 'waardig ouder worden'. Ditmaal in de carnatie van de politiek incorrecte punker op leeftijd Jello Biafra. De gewezen Dead Kennedy begon zijn act met een ludieke maar sombere kijk op de toekomst. Hij kwam op in zwarte cape en zonnebril en scandeerde allerlei akelige slogans waaruit af te leiden viel dat als conservatief Amerika zijn machtswellust doorduwt, het een erg grimmig feestje zal worden op deze planeet. What else is new. Gemakkelijk scoren. Maar na deze intro begon het echte galspuwen. Biafra beet, blafte, gromde en schopte tegen alles wat er mis is met onze wereld, een bodemloos vat van onderwerpen dus. De man heeft nog steeds hetzelfde vlijmscherpse observatievermogen wat DK songs als 'Holiday in Cambodya', 'California über alles' en 'Too drunk to fuck' destijds zo memorabel maakten. We blijven onvoorwaardelijk fan.

Give me hope Joanna

Now in the quiet hour when I am sleepin'
I cannot keep the night from comin' in


Het overkomt me steeds minder maar af en toe wordt ik nog eens van m'n sokken geblazen op een muziekfestival. De laatstse keer dat het me overkwam was drie jaar geleden op pukkelpop. In de meest bescheiden tent zat een kleine elf met een gigantische harp tussen haar benen. De muziek die ze maakte was breekbaar en betoverend. De dag nadien stond ik bij de platenboer 'The Milk-eyed Mender' te bestellen, het debuutalbum van Joanna Newsom. De plaat ligt me nog steeds erg nauw aan het hart.

Joanna Newsom speelt al harp sind haar zevende (!) en perfectioneerde zich in het keltische instrument. Naderhand combineerde ze deze stijl met de west-afrikaanse techniek en creërde dusdanig een heel eigen klankspectrum. Na verloop van tijd ontsond er een gelijkaardige passie voor tekst en zang. Ze experimeerde met haar stem met dezelfde gedrevenheid als voordien met het harpspel.
Sinds vorige week ligt haar tweede wapenfeit 'Ys' (spreek uit: jies) in de rekken. Voor deze plaat wist Newsom hip volk als Steve Albini, Jim O'Rourke en Van Dyke Parks te strikken voor de productie. Het resultaat is tegelijk fragiel en zoals de hoes doet vermoeden, theatraal. De kraakstem van Newsom is volwassener dan op zijn voorganger. 'Ys' is met vijf nummers, waarvan het kortste afklokt op een dikke zeven minuten, een duidelijk statement. Ze wil van haar prog-freak-folk of 'avant-medieval' imago af en hierin slaagt ze met glans. De tektsten zijn nog steeds ondoorgrondelijke sprookjes maar daarom niet minder adembenemend. Af en toe gaat het een beetje richting Kate Bush zonder daarbij uit de bocht te gaan. Ze laat hoogstens een krasje achter op de vangrail.

Wednesday, November 08, 2006

Build my gallows high, baby


"My feelings? About ten years ago, I hid them somewhere and haven't been able to find them."


Kleurloos. Normaal gezien een woord dat geassocieerd wordt met saaiheid. Maar net het totale ontbreken van kleur kan je perceptie vaak ook verscherpen. Je aandacht wordt opgelost in het verrassend rijke schaduwpalet dat zich huisvest tussen licht en donker. Enter de film noir, een genre dat de laatste weken weer hevig opflakkerde met de release van 'The Black Dahlia', de Brian De Palma verfilming van het gelijknamige boek van James Ellroy.

"You're like a leaf that blows from one gutter to another." Wie net als ik een lichte euforie ervaart bij het aanhoren van dergelijke hardboiled quotes zal het erg naar zijn zin hebben bij het bekijken van 'Out of the Past', een noir klassieker uit 1947. Zelden waren de leepogen van Robert Mitchum leper als in de kassen van Jeff Bailey, een pompbediende die willens nillens geconfronteerd wordt met gespuis uit zijn verleden als detective. Voor ons blijft Mitchum voor altijd 'the preacher' uit 'Night of the Hunter' maar in 'Out of the Past' weet hij zeker te overtuigen als de gewiekste ex private eye. Femme fatale van dienst is de voor mij onbekende Jane Greer die er maar niet in slaagde om ons de opgetrokken wenkbrauw van Veronica Lake te doen vergeten. Kirk Douglas is duidelijk in zijn hum als onophoudelijk grijnzende bad guy Whit Sterling.

Volgens mensen die het kunnen weten is 'Out of the Past' een genrevoorbeeld van de film noir. Als leek weet je meteen waarom. Alle ingrediënten zijn nadrukkelijk aanwezig: norse, sigaretrokende types in trenchcoats. De obligatoire voice-over. De niet te vertrouwen maar tevens niet te weerstane femme fatale. Het verbale gescherm. De jazz. De straatlampen. De gevallen engel. Schuld. Boete. Moord. Passie. Dit alles wordt door regisseur Jacques Tourneur gemixt tot een bruisende molotov van intriges. Dat het eindigt in miserie weet je al voor de begingeneriek. Na de eindgeneriek vind je het vooral sympathiek van de scenarist dat de doofstomme jongen gespaard bleef. Hij zag er zelfs een beetje gelukkig uit... en dat voor een film noir. Desalniettemin: vermoedelijk zal ik vroeg of laat 'The Black Dahlia' zien en zo goed als zeker zal ik heimwee krijgen naar 'Out of the Past'.

M Ward: troebadour van het hart

I sailed a wild, wild sea
climbed up a tall, tall mountain
I met a old, old man
beneath a weeping willow tree
He said now if you got some questions
go and lay them at my feet
but my time here is brief
so you'll have to pick just three



Een maand geleden waren we nog vol lof over '5:55' van Charlotte Gainsbourg, die de herfst van 2006 van muziek voorzag. Deze kan nu weer eventjes de kast in want met 'Post War' heeft de singer-songwriter M. Ward een handvol liedjes bij elkaar gesprokkeld die de ontbrekende link vormen tussen de ontroerende eenvoud van wijlen Nick Drake en de woestijnmelancholie van Giant Sand (à propos, Howe Gelb is één van de callaborateurs op de plaat).
'Post War' is M. Wards zesde album en hiervoor ging hij ter inspiratie op zoek naar na-oorlogse muziek van de jaren '40 en '50. Alle nummers hebben een zalige fifties feel die de rasperige, diepe stem van Ward alleen maar ten goede komt.Tot op heden ben ik er nog niet in geslaagd om de twaalf tracks te beluisteren terwijl ik met iets anders bezig was. De plaat eist totale aandacht. Elke song heeft tentakels die je vastgrijpen en pas loslaten als de laatste snaar bespeeld en de laatste noot gezongen is. Oh ja, hier worden we behoorlijk lyrisch van op dit uur van de avond.
"She said if love is a poison cup then drink it up" zingt hij in het openingsnummer. Het lijkt ons een beter alternatief dan het flesje geïmporteerd bier dat op dit moment naast ons staat lauw te worden.

Sunday, October 29, 2006

Lady in the Lake


"I wasn't a sex symbol, I was a sex zombie."


De film: "Sullivans Travels" van Preston Stuges. Een satire uit 1941 over een regisseur van komedies die een sociaal drama wil maken over armoede. Omdat hij meer kennis wil opdoen over de materie besluit hij, vermomd als zwerver, op te trekken met daklozen en bedelaars. Al gauw vindt hij een bondgenote in een jonge actrice die maar niet aan de bak lijkt te komen... Dit was één van de eerste grote rollen voor de toenmalige diva in the making Veronica Lake. Deze blonde vamp was en is dè natte droom van film noir liefhebbers. Een gracieuze verschijning met een uitgesproken duister kantje. Ze bezat de gave om elke zin die over haar lippen rolde iets nonchalants sexy mee te geven. Waarvoor wij haar erg dankbaar zijn, dat spreekt voor zich.

Pin-up girl Lake is nog steeds een boegbeeld van femmes fatales over de hele wereld. Bette Davis bescheef haar als "the most beautiful person who ever came to Hollywood." Lake was geboren in Brooklyn en woonde voor haar twintigste in Miami, Florida en Canada. Haar naam was een hersenspinsel van Paramount producent Arthur Hornblow: ""When I think about Veronica, I think about classic, and her beauty is a classical beauty, and Lake after her blue eyes." Haar handelsmerk was de 'peek-a-boo hairstyle', die nadien wereldwijd geïmiteerd werd: een lok lange blonde haren die schalks over het rechteroog gedrapeerd hing. Bekendste imitatie van deze haardracht staat op naam van ms. Jessica Rabbit.

Ergens midden jaren vijftig viel Lake ten prooi aan de tol van Hollywood en raakte op de sukkel na een reeks mislukte huwlijken en een alcoholverslaving. Ze belande uitgeblust in goedkope hotels in Brooklyn, waar ze om de haverklap gearresteerd werd voor openbare dronkenschap en wangedrag. Het ovematige alcoholgebruik had ook haar mentale gezondheid zwaar schade toegebracht. Ze bracht haar laatste levensdagen alleen door in een ziekenhuis in de buurt van Vermont. Ze kreeg er geen bezoek. In 1997 werd er in de filmadaptatie van de James Ellroy roman 'LA Confidential', met de rol van Kim Basinger, een klein eerbetoon gebracht aan het Amerikaans icoon.

Wednesday, October 25, 2006

Gloomy tuesday

keep all your crows away
hold skinny wolves at bay
in silver piles of smiles
may all your days be gold my child

Wie gisterenavond in de Brusselse AB aanwezig was, was of één van de vele liefkozende paartjes of één van de einzelgängers die zich vaagweg nog iets konden voorstellen bij al dat intens gefleem. In deze mensentuin zagen we twee imposante balorkesten ten dans spelen. De muziek die ze speelden was het equivalent van vallende bladeren.
De eerste was Sol Seppy. Sol Seppy is eigenlijk Sophie Michalitsianos, een dame voorzien van een hartverwarmend stemgeluid. Haar nummers gaan van sobere pianobalades tot dreigende uithalen waar gitaar en drumcomputer promintent aanwezig zijn en waar de geest van Cocteau Twins nooit veraf is. Haar begeleidingsgroep was nog niet goed genoeg gerodeerd en zat er af en toe eens naast maar de heerlijk naïeve bindteksten van Sofie hadden ons al lang ingepakt.
De groep waar iedereen voor gekomen was, is eigenlijk één persoon met band. Die persoon is multi-instrumentalist, zonderling, kluizenaar en (inmiddels ex-) heroïnejunk Mark Linkous. De groep is Sparklehorse. Linkous' songs lopen over van de melancholie met surreële, tussen droom en nachtmerrie zwevende teksten. Sparklehorse nummers gaan over hemellichamen, lachende baby's, tijgerharten, vogels... Ze zitten in hetzelfde muzikale universum waar o.a. ook Neil Young, Tom Waits, Giant Sand, Flaming Lips en Hellwood geregeld ronddarrelen. Linkous was ook drijvende kracht achter 'Covered Discovered: The late great Daniel Johnston', de tribute-plaat van die andere zonderling waarop hij, samen met Flaming Lips zanger Wayne Coyne het Johnston nummer 'Go' onder handen neemt.
Het optreden was goed maar net iets tè berekend. We houden wel van wat onvoorziene omstandigheden op het podium. Mark Linkous had een perfect uitgebalanceerde liveset samengesteld waaruit gretig uit de vier Sparklehorse platen geplukt werd.Voor één nummer werd Sol Seppy terug het podium op geroepen (ze zong in het verleden al backing vocals bij Sparklehorse) en wat volgde was een samenzang die ons zowaar gelukzalig deed meewiegen. Na een drie jaar durende depressie, waarbij Linkous zich in zijn studio in de bergen van North Carolina terugtrok en enkel nog naar Beatles platen luisterde, is Sparklehorse terug onder de levenden met, op drummer Scott Minor na, een volledig nieuwe band. Na een meer dan uitbundig applaus prevelde de man in de microfoon dat het good to be back was.
We gunnen het hem van ganser harte.

Delon Goodbye



"There is no solitude greater than the samurai's, unless perhaps it be that of a tiger in the jungle."


Alain Delon is tot op de dag van vandaag nog steeds één van de meest bekende Franse acteurs. Op zijn 22ste werd hij al bestempeld als het Franse antwoord op James Dean. Omdat hij niet om zijn uiterlijk beoordeeld wilde worden, koos hij zorgvuldig voor rollen die hem een uitdaging leken. Zijn voorkeur ging naar geboefte van divers alooi en zijn talent bestond erin bij het publiek sympathie los te weken voor de meest koelbloedige schurk. Tijdens zijn lange carrière werkte hij met een reeks legendarische regisseurs, onder wie Luchino Visconti, Jean-Luc Godard, Jean-Pierre Melville, Michelangelo Antonioni, en Louis Malle de voornaamste zijn.

Delon werd geboren in 1935 te Sceaux, een buitenwijk van Parijs. Zijn ouders scheidden toen hij nog jong was. Zowel in diverse katholieke scholen als in het leger werd hij 'ontslagen wegens intolerant gedrag'. Daarna werkte hij als portier, kelner en winkelbediende. Tot hij de actrice Brigitte Auber ontmoette en na een gezamelijke trip naar het filmfestival van Cannes gingen de poppetjes aan het dansen toen hij opgemerkt werd door een talent scout.

Zijn eerste belangrijke film was 'Purple Noon', een adaptatie van Patricia Highsmith's roman 'The Talented Mr. Ripley'. Hierna stonden de regisseurs in rij aan te schuiven om te werken met Delon. De meest volhardende onder hen was Jean-Pierre Melville. Melville maakte met hem 'Un Flic', 'Le Cercle Rouge' en 'Le Samourai'. Deze laatste wordt door velen als het magnum opus van de acteur beschouwd.

In 'Le Samuraï' volgen we de nauwgezette huurdoder Jef Costello, die werkt volgens een stricte code. Hij woont in een Spartaans ingericht appartement met als enig interieur enkele flessen water, pakjes sigaretten en een vogelkooi. Het openingsshot is subliem: de protagonist ligt in bed te roken en de tekst uit het eeuwenoude Bushido boek, een schriftuur met samoeraï codes, vershijnt in beeld (zie quote bovenaan). John Woo's 'The Killer', is ongetwijfeld geïnspireerd door 'Le Samouraï'. Als eerbetoon liet Woo zelfs verschillende namen van personages uit 'Le Samouraï' in zijn film terugkomen. Ook Jim Jarmusch stak zijn admiratie niet onder stoelen of banken. In 'Ghost Dog: The Way of the Samurai' is het hoofdpersonage een eenzame huurmoordenaar die handelt volgens de regels van de bushido code.

Little Axe: de Skip toets

These are demon days, can't you see
It's time of chaos, rage and anxiety

If I had my way
I'd tear the building down


Skip McDonald (zie ook: Mark Stewart & The Maffia) slaagt er sinds 1994 in met zijn groep Little Axe de blues te herdefiniëren. Inmiddels is er 'Stone Cold Ohio', het vijfde Axe album en wederom scharen bassist Doug Wimbish en groovemeester Keith LeBlanc zich aan de zijde van McDonald, geruggesteund door On-U goeroe Adrian Sherwood achter de knoppen. Het drietal staat tevens vereeuwigd in de analen van de hiphop als de ritmesectie van Sugar Hill Gangs 'Rappers Delight'. Little Axe staat nog steeds garant voor een stomende fusie van dub, gospel, roots, funk en blues. Of hoe zouden Howlin' Wolf, Ali Farka Touré, Lee 'scratch' Perry en Tricky klinken als ze samen in één band zouden spelen. 'Stone Cold Ohio' is uit op het superbe Real World Records van opper-Head David Byrne. Maandag 30 oktober staan ze in de Orangerie zaal van de Botanique. Breng zelf uw backporch en schommelstoel mee.

Thursday, October 19, 2006

Greatest Hitch


"Drama is life with the dull bits left out"


Vannacht zat elke Hitchcock afficionado om stipt 0u25 (een uur dat brave en hardwerkende mensen al in hun bed liggen), sommigen met een beetje kwijl in de mondhoeken, aan de televisie gekluisterd. Op dat uur begon op Canvas nl. het eerste luik van de tweedelige BBC documentaire 'Hitch', over de master of suspence: Alfred Joseph Hitchcock.

Hitchcock werd geboren in Londen op een zomerdag in 1899. Als jonge snaak had hij een meer dan gezonde nieuwsgierigheid aan de dag gelegd voor zijn omgeving. Op achtjarige leeftijd had hij al elke buslijn in de Britse metropool genomen en elk dok en elke aanlegplaats gezien. Zijn katholieke ouders gingen er prat op dat jonge Alfred een jezuïetenopleiding volgde. Telkens als het knaapje iets had uitgespookt, moest hij van zijn vader met een briefje naar het lokale politiekantoor waar hij vervolgens 10 minuten celtijd kreeg om te bezinnen over zijn zonden. Op veertienjarige leeftijd stierf zijn vader en Alfred moest noodgedwongen de school verlaten. Dit zorgde ervoor dat hij zich ontpopte tot een fanatiek autodidact: hij volgde avondlessen, hij studeerde en las aan een maniakaal tempo. Hij ging zeer vaak naar film en theater en ontdekte dat hij meer dan een matig getalenteerd schrijver was.

In 1920 was Hitchcock vastberaden om de filmindustrie te doorgronden. Het duurde ook niet lang of hij kreeg een baan als Assistant Director aangeboden. Zeven jaar later debuteerde hij zelf met 'The Lodger'. De film was meteen een blauwdruk voor het indrukwekkende oeuvre dat vanaf toen tot stand kwam. Tien jaar, negen stomme en dertien films mèt geluid later zat Hitchcock op de troon van de Britse cinema.

In 1939 verhuisde hij naar de States omdat men hem er meer creatieve vrijheid zou geven. Zijn eerste Amerikaanse film, Rebecca, was al meteen goed voor een Oscar (detail: de award was voor de producent, niet voor de regisseur). Vanaf dat moment hield hij er een werktempo van minstens één film per jaar op na, met als hoogtepunten 'Rear Window', 'Vertigo', 'North by Northwest', 'Psycho' en 'The Birds'. Al deze films behandelden de gevolgen van moord op persoonlijk en sociaal vlak.

Hitchcock had er ook alles voor over om zijn eigen mythe in stand te houden. In interviews sprak hij dan ook steeds in vage, technische termen over zijn films. Hij was ervan overtuigd dat zelf-promotie één van de peilers was van zijn succes. Ondanks dat succes ging Hitchcock zijn leven lang geplaagd onder gevoelens van eenzaamheid en angst voor de dood.

Sunday, October 15, 2006

Ubu et orbi


Watch real close
Look real fast
He's in touch
It'll never last
Cuz our poor boy
believes in chance
he'll never get the modern dance


In 1975 speelde David Thomas (foto) in een punkgroep die Rocket From The Tombs heette. Toen die groep uiteenviel wilde hij zich wagen aan een 'zijsprongetje'. Drie decennia later zet dat zijsprongetje de Brusselse Beursschouwburg prombleemloos op zijn kop.
Pere Ubu, genaamd naar de protagonist uit het toneelstuk 'Ubu Roi' van de Fransman Alfred Jarry, is na al die jaren (vreemdgenoeg) nog steeds het lelijke eendje van de rockmuziek. David Thomas houdt zich nog steeds aan de regels die hij zelf jaren gelede opstelde: repeteer zou weinig mogelijk, zorg voor zo weinig mogelijk media-aandacht, volg steeds je eerste idee, breng uitzonderlijke mensen samen want uitzonderlijke mensen spelen uitzonderlijke muziek, los van het feit of ze kunnen spelen of niet. In de geschiedenis van Pere Ubu is de toevalsfactor altijd groot geweest. Zo is de analoge synth, die steeds typerend is geweest voor hun sound, er bijgekomen omdat vlak voor één van hun eerste live shows een muzikant was uitgevallen en zijn vervanger was toevallig in het bezit van een (inmiddels zeer gegeerde maar zo goed als onvindbare) EML synthesiser, een type dat erg in trek was in muziekscholen.
Hun eerste optreden bestond uitsluitend uit covers: van The Stooges tot The Velvet Underground.

Pere Ubu ontstond in de oude industriespookstad Cleveland. Leegstaande Staal-, petroleum-, en chemiefabrieken sieren er de kronkelende bochten van de Cuyahoga rivier. Ergens tussen het roestend staal lag een dokwerkerskroeg genaamd The Pirate's Cove. Pere Ubu werd er de huisband in 1976. Ze speelden er elke donderdagavond voor een publiek van een kleine 50 man. Het waren de begindagen van de new wave en de groep werd gelabeld als 'underground rock', 'avant garde' of 'proto punk'.
Ubu anno 2006. Een jonge generatie leert hun muziek ontdekken, mede dankzij het feit dat hip volk als Mauro hen als belangrijke invloed opnoemt. David Thomas, de enige constante in de groep, stelde vorig jaar een nieuwe bezetting samen en we konden afgelopen zaterdag constateren dat die nog steeds intact is. Een Ammerikaans journalist wist het fenomeen te vatten als volgt: "Pere Ubu will be looked back on as the most important group to have come out of America in the last decade and a half. Either that or they will be entirely forgotten."

Na het concert in Brussel stond David Thomas langs ons aan de toog, volledig in het zwart gehuld met lange regenjas en hoed, sigaret in de mondhoek. Philip Marlowe, maar dan XL. Dat bracht ons al onmiddelijk een potentieel gespreksonderwerp: Amerikaanse noir-schrijvers, waarvan Thomas soms quotes in zijn songteksten smokkelt. Alvorens we hiertoe de kans kregen bromde hij: "I have to look for a girl, if I don't find her, I'll come back". Hij is nooit teruggekomen.
Ubu's nieuwste worp, 'Why I Hate Women' ligt sinds september in de platenwinkel.

Bad Seeds


"Leone meets Tarkovsky meets Patrick White meets Mad Max"


Maanden heb ik zitten wachten op de dvd release van 'The Proposition'. Zowat alles aan deze film trok me aan. Een western met de beproefde thema's: wraak en berouw. Opgenomen in de desolate vlakte van de Australische outback. John Hurt als premiejager. Nick Cave schreef het script en tekende, samen met Bad Seeds violist Warren Ellis, voor de soundtrack. In de reviews vielen meermaals de namen Peckinpah en Leone. De film bleek het wachten waard maar was, naar mijn bescheiden mening, van een ander kaliber dan Peckinpah of Leone. De hoofdrol in de film is ontegensprekelijk weggelegd voor de natuurelementen. Een ondergaande zon in een bloedrode lucht. Harde, eindeloze zandvlakten. Onheilspellende onweders... Zij zetten de toon in 'The Proposition'. De brutale geweldscènes zijn extreem realistisch en onaantrekkelijk in beeld gebracht en dus zeker niet te vergelijken met de epische Peckinpah slow-mo shootouts die we kennen uit films als 'The Wild Bunch'. In het woeste Australië van de 19e eeuw worden twee broertjes van een beruchte schurkenbende gevangen genomen. De één wordt een voorstel gedaan: als hij de oudste (en gevaarlijkste) broer kan doden, wordt zijn jonge broer de galg bespaard. Dat is het hele verhaal, even minimalistisch als de rest van de film.

Wie weleens luistert naar de teksten van Cave songs of zijn boek 'And the ass saw the angel' gelezen heeft, weet dat de man zijn proza graag gitzwart schrijft. Zo ook in dit scenario. In 'The Proposition' zijn er geen goeden en slechten, enkel slechten. Geen John Waynes. Geen Garry Coopers. Geen Clint Eastwoods. Dit is de mensheid op zijn rotst: Moord, martelpartijen, verkrachting, onderdrukking, machtsmisbruik, rascisme... De dialogen zijn scherp maar karig, de muziek is sober, in deze film is het de stilte en de leegte die zijn werk doet. En we krijgen een beetje geschiedenisles over how the West was won in Australië. Als deze film representatief is voor de heropleving van het western-genre, belooft dat veel goeds. Le nouveau western est arrivé!

Wednesday, October 11, 2006

No sleep to Brooklyn

"The real is always way ahead of what we can imagine."




Vanavond ga ik, weliswaar virtueel, nog eens op visite in Brooklyn. Bij de gesjeesde tabaksverkoper Auggie Wren. In realiteit heb ik nog nooit voet gezet op het Amerikaanse vasteland maar als ik dat ooit zou doen staat de smeltkroes Brooklyn, NY bovenaan mijn lijstje. Ik ben van de microcosmos die Brooklyn is, gaan houden door de films 'Smoke' en zeker ook 'Blue in the Face' van Wayne Wang. De films schetsen het alledaagse reilen en zeilen in deze New Yorkse wijk. Soms hilarisch, soms tragisch maar altijd typisch menselijk. Een beetje zoals het leven zelf. 'BITF' is een soortement spin off van de film 'Smoke' die vananvond op NED3 geprogrammeerd staat. Wat ik me vooral herinner is dat eerdervernoemde sigarenverkoper (een rol van Harvey Keitel) een beetje fungeert als de lijm die de multiculturele smeltkroes samenhoudt. Zijn winkeltje is een trefpunt voor hardwerkende lieden, leeglopers,, gokkers en kleine criminelen. Al dertien jaar lang neemt Auggie elke morgen een foto van zijn winkel, steeds vanuit dezelfde hoek. Dat levert hem een impressie van hoe de tijden veranderen. Iets waar heden ten dage weinigen nog van wakkerliggen. Scenarist van beide prenten is de New Yorkse auteur Paul Auster. Auster heeft al enkele jaren een prominente plaats verworven in onze boekenkast. De man verwierf faam door het geweldige 'The New York Trilogy', een intrigerend drieluik van experimentele detectiveverhalen. In deze trilogie gebruikt hij het conventionele detectiveverhaal om op een onconventionele manier vragen te stellen rond existentialisme en identiteit. Deze thema's duiken op in zowat al Austers publicaties. Verplicht leesvoer: 'Moon Palace', 'The New York Trilogy'.

Tuesday, October 10, 2006

The Black Keys: Ramblin' Men

"don't forsake a desperate man
hope you know that's what I am"

Ze zijn twee bleekscheten uit Akron, Ohio en ze laten dezelfde duivels op de luisteraar los als Led Zeppelin, CCR, MC5 en Cream dat jaren geleden voor hen deden. The Black Keys zijn een live ervaring die je maar zelden tegenkomt en dat bewezen ze gisteren aan een uitverkochte Ancienne Belgique. Drum en gitaar. Eenvoud. Energie. Electriciteit. The White Stripes doen het ongetwijfeld in hun broek bij het zien en horen van dit tweetal. In hun songs weerklinken echos van de delta blues van Robert Johnson en companen. Dan en Patrick hebben de ziel van de oude blues doorgrond en ze gekneed tot een eigen, fris geluid. Hun meest recente worp ligt nu in de platenwinkel en kreeg de titel 'Magic Potion' mee. Bestel in één weg de EP 'Chulahoma', een eerbetoon aan Mississippi blueslegende David 'Junior' Kimbrough. Hopelijk kiezen ze de juiste weg aan de crossroads.

Maffiabaas

"The lunatics are taking over the asylum!"


Mark Stewart is tot op heden één van de pilaren van Adrian Sherwoods vermaarde On-U Sound label. Stewart staat al een paar decennia garant voor sociaal bewuste, anarchistische muziek die dub en industriële punk tot een krachtig brouwsel omroert.
In 1978 was Mark Stewart één van de bezielers achter het links militante postpunk combo Pop Group, een genre overschrijdende band met harde, maatschappijkritische teksten. Primitieve ritmes en avant-garde gitaarnoise die allesbehalve vertrouwd in de oren klonk.

De Pop Group hield ermee op na drie albums, in 1981. Hun nalatenis was er een die kon tellen: bands als Fugazi en Rage Against The Machine noemen hun nog steeds als een belangrijke inspiratiebron. Mark Stewart trok van Bristol naar Londen en vervoegde er Adrian Sherwood bij de New Age Steppers maar stelde, vanuit de On-U stal een nieuwe groep samen: The Maffia. Hun eerste plaat 'Learning to Cope with Cowardice', was een kopstoot. Ze klonk als dub reggae waar iets grondig fout mee was. De teksten gingen over William Burroughs, voodoo en ultra-links gedachtengoed. Later volgde er een personeelswissel. Stewart haalde het super-trio Doug Wimbish, Keith LeBlanc en Skip McDonald binnen. De nieuwe Maffia was een feit. Live zijn ze een splinterbom: intens en apocalyptisch. Mark Stewart and The Maffia doen nog steeds hun ding zonder in te boeten aan authenticiteit. Dit bewezen ze op het recente Dour Festival met een verschroeiend optreden. Aanrader: 'Kiss the Future', een Mark Stewart compilatie van Pop Group tot The Maffia op het uitstekende Soul Jazz Records.

Rock 'n solfer: Hellwood!

"Thank you lord... for the hurricane"


Woensdag 5 oktober. Hellwood concerteert in Brussel. Johnny Dowd (foto). Jim White. Willie B. Dit is het kloppende hart van de outsider country. Predikend. Bezwerend. Exorcerend. Dowd en companen stonden opvallend nuchter op het podium en hadden er duidelijk zin in:
Dowd (met zijn typische redneck accent): "This is a song about my penis"
White: "John, all your songs are about your penis"

Ze speelden zich vlekkeloos doorheen de cd 'Chainsaw of Life' (zie ergens lager op deze pagina) en wisten met hun devils music het publiek naar hun hand te zetten. Vlak voor het optreden was er een screening van Jim White's docu-film 'The search for the wrong-eyed jesus'. Een film waar White een tocht maakt doorheen het diepe Zuiden van Amerika. Kerken, gevangenissen, kroegen, bergen en moerassen paseren de revue. En natuurlijk de muzikanten die hier de muziek bij maken: Johnny Dowd, 16 Horsepower, David Johansen, banjospeler Lee Sexton. We horen verhalen en liedjes over zonde, dood en boete. Alle ingrediënten die een goede song nodig heeft. "Praise the lord" riep een zatlap in het publiek en Dowd gaf hem onmiddelijk the evil eye. Klasse.

Et Serge créa Charlotte

guilty were our pleasures
nameless was our crime
come back my forbidden ghost
one more time



Eerste herfstplaat is binnen! '5:55' van de bevallige chanteuse Charlotte Gainsbourg. Dochter vàn. Over vader Gainsbourg gaan we het een andere keer hebben. Charlotte heeft alles in huis om de hype van het najaar te worden. Een plaat geruggesteund door het droompopduo Air en Radiohead producer Nigel Godrich. Verder is ze momenteel ook in de bioscoopzalen te bewonderen in de nieuwe film van de ultrahippe regisseur Michael Gondry; 'The Science of Sleep'. Charlotte heeft met '5:55' een plaat gemaakt die het best tot zijn recht komt in de nachtelijke uren of de vroege ochtend bij het slurpen van een tas straffe koffie. Ideaal nummer daarbij is, what's in a name, 'Morning Song' (zie quote hierboven). Ze zingt haar melancholische liedjes haast fluisterend, op een Suzane Vega achtige manier. Zalvend, troostend als een knetterend haardvuur. Géén helemaal perfecte plaat (de productie had ietsje minder gemogen en we hadden la Gainsbourg maar al te graag meer in het Frans horen zingen), wèl eentje om de winter mee door te komen.

Dennis the menace

"The trouble with words is that you never know whose mouths they've been in."
In een cultuurcentrum in a galaxy far far away zag ik 'Blue Remembered Hills', een nederlandstalige adaptatie van een toneelstuk van Dennis Potter. Eén van de meest memorable televisieseries van de voorbije eeuw was voor mij 'The Singing Detective' van de hand van deze Britse scenarist. In deze reeks wist Potter de wisselwerking tussen fictie en realiteit tot op het bot uit te diepen.

In de late jaren '50 begon hij met het schrijven van scetches voor de BBC. Al gauw bleek Potter een magneet te zijn voor alles wat controversieel was. In 1969 werd hij beschuldigd van blasfemie met het stuk 'Son of Man', een alternatieve kijk op de laaste dagen van Christus. Zijn hoogdagen beleefde hij met de televisieseries 'Pennies From Heaven (wat later werd verfilmd) en het eerder vernoemde 'The Singing Detective'. In deze serie zie je klassebak Michael Gambon roepen en tieren vanuit zijn ziekebed in een hospitaal. Ook Dennis Potter heeft heel zijn leven in en uit ziekenhuizen moeten lopen, door een vreselijke huidziekte die hem ook nog eens arthritis bezorgde. Zijn gewrichten waren er op een gegeven moment zo erg aan toe dat men een balpen aan zijn hand moest vastbinden als hij iets wilde neerschrijven. Later werd dan ook nog eens kanker geconstateerd. Potter gaf zijn kanker, te wijten aan een leven lang kettingroken, een naam: Rupert. In zijn laatste, schrijnende, televisie interview liet hij nog eens blijken dat hij een schrijver in hart en nieren was. Terwijl hij aan een morfinecocktail nipte, concludeerde hij: "My only regret is if I die four pages too soon."

Walter PK

"My doctor gave me six months to live, but when I couldn't pay the bill he gave me six months more."

Walter Matthau. Gisteren zag ik hem als treininspecteur in de thriller 'The Taking of Pelham 123' uit 1974. Matthau is in bijna elk van zijn films het uithangbord van de underdog. Dit zorgde er deels ook voor dat hij tevens één van de meest enigmatische acteurs van zijn tijd werd. Zijn nasale, op het randje van irritante, New Yorks accent. Zijn nerveuze maniertjes (de motoriek van Matthau diende als inspiratie bij de schepping van ene Homer Simpson). Zijn verfrommelde, doorleefde kop (voor de gelegenheid gesierd met een knalgele das). Hij was in de eerste plaats New Yorker, dan acteur.

Matthau, geboren als Walter John Matthow, was een kind van Russisch-Joodse immigranten. In WOII diende de Amerikaanse luchtmacht aan de zijde van zijn latere collega James Stewart. Na zijn legerdienst stortte hij zich op het theater. Eén van zijn eerste kritieken luidde: "The others just looked like actors in make-up, Walter Matthau really looks like a skid row bum!" In één van zijn eerste filmrollen, 'Kid Creole', kreeg hij als slechterik klop van golden boy Elvis Presley. Matthau verwierf bekendheid bij het grote publiek als sidekick van Jack Lemon in de filmversie van Neil Simons 'The Odd Couple' (1965). In 2000 stierf hij op 79 jarige leeftijd aan een hartaanval.

Thursday, September 28, 2006

Sin(atra)


"I feel sorry for people who don't drink. When they wake up in the morning, that's as good as they're going to feel all day."


Het heeft lang geduurd voor ik into all things Sinatra ben geraakt. Meezingers als "New York, New York", "My Way" en "Strangers in the Night" leken me indertijd nummers die schalden uit de speakers van de Love Boat of in het beste geval tot bloedens toe verkracht werden in 's werelds karaokebars. Het was allesinds muziek die veraf stond van de leefwereld van een jonge skateboarder. Tot ik een tiental jaren geleden het nummer 'The Best is yet to come' (tevens het grafschrift van de man) op de radio hoorde. Wéken, maanden, bleef die tune in mijn hoofd zitten. Ik bezwijkte en kocht op de rommelmarkt een Sinatra plaat. Ik heb er tot de dag van vandaag geen spijt van gekregen.
Eerst die lichtvoetige piano-intro en dan die dijk van een stem:
"Out of the tree of life, I just picked me a plum
You came along and everything started to hum
Still its a real good bet, the best is yet to come"
Eenvoud kan mooi zijn en Sinatra was eenvoud pur sang. Zijn nummers gingen bijna allemaal over het krijgen of het niet krijgen van vrouwen. Ongevaarlijke liedjes die het equivalent waren van op een luie zomerdag pootje baden. Maar ik raakte pas echt in de ban van Sinatra toen bleek dat hij een eersteklas hufter was. Dronkaard, vechtjas, vrouwenverslinder, maffiavriend, uitbuiter en megalomaan. Plots was het idool van bejaarde rijkelui de verpersoonlijking van het kwade. Beter nog: hij was een bendeleider en zijn bende noemde zichzelf The Rat Pack. Dean Martin, Sammy Davis Jr. en (de minder bekende acteur) Peter Lawford specialiseerden zich in keetschoppen. The Pack belichaamde alles wat niet mocht in het Hollywood van de jaren '50. Na het zien van 'Oceans 11' was ik een fan. De muziek was nog slechts een onderdeel. Het was de hele sfeer, de attitude, de maatpakken, de cocktails, de sigaren, de arrogantie, de oneliners... Voor mij waren Sinatra en zijn Rat Pack punkers die het systeem van binnenin aanvielen. Vanavond was er de documentaire 'Sinatra: Dark Star' op televisie. Ik kwam niets te weten wat ik nog niet wist maar toch raakte ik weer onder de indruk van de decadente levensloop van de oppercrooner.

Kunstzakken pt. 2: Banksy


"Be aware that going on a major mission totally drunk out of your head will result in some truly spectacular artwork and at least one night in the cells."

Wie van mening is dat kunst terug naar de straat moet, zal ongetwijfeld houden van deze Londenaar. Graffiti kunstenaar Banksy (né Robert Banks) is zowat de beroemste onder de zgn. stencil artists. Deze techniek bestaat eruit om eerst een werk in malvorm uit te snijden uit een stuk karton en er vervolgens met een spraycan overheen gaan. Banksy is het meest in zijn nopjes als hij het pleps kan treiteren. Enkele voorbeelden: Op gevels waar dagelijks zowat honderden mensen een foto maken (vb. London Bridge, Eifeltoren op achtergrond) spuit hij in grote, zwarte letters 'this is not a photo opportunity'. Op de grote grijze muur die Israel scheidt van de bezette, omliggende landen schildert hij een vierkant vlak 'om uit te knippen'. Sommigen kunnen dit naief en kinderachtig vinden maar zelf ben ik van mening dat er te weinig kunstenaars zijn die op zulk een hardnekkige manier 'volharden in de boosheid'. In zijn werk gaan onvrede en hoop hand in hand. In feite is hij een wereldverbeteraar die met zijn spraycans ten strijde trekt tegen de dreigende windmolens van de wereld. Inmiddels is zijn naam een begrip in Engeland: geliefd door velen, gehaat door velen. Vaak geïmiteerd, nooit geëvenaard. Banksy laat het beton tot leven komen.
Nog een om het af te leren: Toen de kunstenaar gevraagd werd:"Is graffiti art or vandalism?" Het antwoord: "That word has a lot of negative connotations and it alienates people, so no, I don't like to use the word 'art' at all."
Check: www.banksy.co.uk

Kunstzakken pt. 1: Camille Rose Garcia


"Laundry and dishes never get done, dogs hang around with balls in their mouths, tails wagging, and still I sit and draw, trapped in my own creepy inner world. It's terrible, I know
..."

Vaak, 's avonds laat, wordt er in louche bordelen en afzuipkroegen wel eens gepraat over 'beeldende kunst'. Een onderwerp dat de recente jaren zwaar heeft moeten inboeten, zeker bij het jonge volkje. Voornaamste oorzaak hiervan is de eindeloze stroom conceptuele crap die er in de gallerijen en kuntencentra te lande te bezichten is en door een steeds groter wordende elite snobs wordt bewierrookt. Noem mij gerust een ouderwetse zeur maar ik werd vroeger vooral bezield door Picasso, Pollock, Duchamp, Schiele, Escher, Bacon... Kunst die tegen schenen schopte, hard tegen schenen schopte. Kunst die voortkwam uit ongenoegen en kunst die ongenoegen losweekte. Dit brengt met zich mee dat ik quasi onwetend ben wat betreft hedendaagse kunst anno nu. Toch wil ik u twee artiesten van nu aanprijzen wiens werk ik al enkele jaren met groeiende bewondering volg. De eerste van die twee is de in de L.A. wonende en werkende dertiger Camille Rose Garcia. Haar aan old skool Disney referende schilderijen roepen een fantastische, macabere sprookjeswereld op waar Tim Burton zich zeker thuis zou voelen. Garcia groeide op in de L.A. punkscene van de jaren tachtig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat haar werk al platenhoezen sierde van o.a. Jello Biafra en Melvins. Haar horrorfantasiën zijn dan ook steeds weer anarchistische pamfletten die de onderdrukking van de maatschappij op de korrel nemen. Doe uzelf een cadeau en schaf het boek 'The Saddest Place on Earth - The Art of Camille Rose Garcia' (2005, Last Gasp Press) aan. Check:www.camillerosegarcia.com

Tuesday, September 26, 2006

Sidder en Cave!


"It's the only thing on my face that seems to be flourishing these days."
NICK CAVE on his new Mexican-style moustache.

Nick Cave. Martyn Casey, Warren Ellis en Thomas Wylder. Ze noemen deze bezetting The Grinder Man, naar de gelijknamige John Lee Hooker song. Gisteren zag ik ze van dichtbij in de Antwerpse Koningin Elisabethzaal. Wat Cave door de jaren heen verloren heeft aan boosheid (Er was een tijd dat hij het podium opstapte met een blik van razernij in zijn ogen alsof hij elk moment de eerste rijen tussen zijn boterham ging smeren en opeten... Er was ook een tijd dat hij dat dééd) heeft hij gewonnen aan charisma. Met zijn gringosnor ziet de Australische bard eruit als een fusie tussen Will Oldham en Lemmy Kilmister. Cool! De muziek was van een excelent niveau: we herinneren ons vooral schroeiende versies van Tupelo, Red Right Hand, The Mercy Seat, The Wheeping Song, Dianna, Henry Lee, God is in the house... De kraaienkoning was duidelijk in zijn hum met het devote publiek (lees: eenieder die het zich kon permitteren om 50 euro neer te leggen voor zulke exclusieverij). Ik kon het in elk geval niet maar de concertgoden bleken me gunstig gezind dit weekend. Wat resulteerde in dat ik een uur na het optreden met Cave en gevolg 'bollekes Koninck' zat te drinken in de luxueuze foyer van het Antwerpse Radisson-Sas hotel. Met dank aan Bad Seed bassist en ex-Triffid Martyn Casey, hoogstwaarschijnlijk de meest stijlvolle en meest stonede Australiër die ik ooit zal tegenkomen. In die omstandigheden een gesprek met Cave beginnen zou erg in mijn nadeel uitgevallen zijn dus bleef het bij het doorgeven van een pakje tabak. In het dagelijkse leven een triviale handeling maar op dat moment een ware heldendaad. Alsof ik het vuur van Olympus doorgaf. Alsof het doorgeven van rookwaren mijn enige lotsbestemming was. Ach, nog een uur later liep ik met vrienden door nachtelijk Antwerpen op zoek naar de wagen. En nog 6 uur later werd ik wakker door het gespin van mijn kat. Alles is relatief, zelfs een Aussie met een snor.

Sunday, September 24, 2006

Viva Chenaski!


"I decided to clean up the apartment. I thought I must be turning into a fag."


Henry Chinaski. Ik leerde deze notoire dronkelap kennen door de film 'Barfly', ergens eind jaren tachtig. Het was pas enkele jaren later dat ik op zoek ging naar de zieleroerselen van zijn geestelijke vader en alter ego, Charles Bukowski. De 500 pagina's tellende Bukowski bloemlezing 'Run with the hunted' ligt sindsdien binnen handbereik als ware het de bijbel zelf. Gedichten, kortverhalen en romans heb ik van hem verslonden. Buck wist zijn leefwereld dan ook zo stijlvol te verwoorden dat hij wel campagne leek te voeren voor alcoholisme, hoereloperij en nihilisme tout court. Tot geen van de drie heb ik me laten bekeren maar de krasse knar heeft me er indertijd wel ertoe aangezet om zo nu en dan de pen ter hand te nemen en spontane anarcho-gedachtenkronkels en (tot nergens toe leidend) pseudo-gefilosofeer neer te schrijven en dit in de vorm van gedichten of kortverhalen.

Vandaag zag ik Chinaski nog eens boven de plee hangen, op de vuist- en van bil gaan in de film 'Factotum' van de Noorse regisseur Bent Hamer (zijn vorige film 'Kitchen Stories' deed het niet slecht op de Europese filmfestivals). Matt Dillon zet een erg sterke vertolking neer als de op de dool zijnde schrijver in wording. Geen overacting of theatraliteit waar het personage van Chinaski wel toe verleidt (de val waar Mickey Rourke wèl in trapte) maar een ingetogen en haast minimale performance. De film verhaalt de alledaagse beslommeringen van de anti-held voor zijn grote doorbraak met romans als 'Post Office' en 'Women'. Deze beslommeringen bestaan voornamelijk uit om de haverklap ontstlagen worden, zich bezuipen en neuken, met alle gevolgen vandien: zonder geld zitten, op straat gegooid worden en schaamluis krijgen. Vintage Bukowki en just as we like it. Of de schrijver zelf tevreden zou zijn over 'Factotum' hebben we het raden naar. Waarschijnlijk zou het hem geen ene moer uitgemaakt hebben. Tot slot nog even melden dat we op zoek gaan naar de Noorse chanteuse Kristin Asbjørnsen, die de volledige soundtrack van de film voor haar rekening nam. We hoorden typische après-nachtbraak chansons waarin de tristesse van Billie Holliday nooit veraf is. Uitchecken die handel, de film èn de soundtrack.

het lief van Elvis

"Some people like to rock some people like to roll
But movin' and a groovin' gonna satisfy my soul"


Luipaardmotiefjes, hoge hakken, double deuce, ace of spades, doodshoofden, vlammen, hotrods, vetkuiven, polka dots,... the works! Ook al reken ik mezelf er niet bij, toch voel ik een grote affiniteit met de rockabilly scene. Alleen al omdat ze je het gevoel geven in 'Grease' of 'Cry Baby' te zijn beland. Ieder die een beetje vertrouwd is met de roots van rock 'n roll was gisteren afgezakt naar Antwerpen. Niemand minder dan de first lady of r'n r, Wanda Jackson (inmiddels 66 lentes jong!), hield er de hoogmis. Jackson wordt overal ter wereld erkend als de hogepriesteres van de Rockabilly. Goed volk als The Cramps en Jon Spencer adoreren haar. Jackson starte haar carrière in 1956. In die periode trok ze op met ene Elvis Aaron Presley. The King deed haar binnen en leerde haar in één weg waar rock 'n roll om draaide. De eerste rockzangeres was geboren. Dat de toenmalige scène, die zich voornamelijk situeerde rond het legendarische Sun label uit Memphis, een mannenaangelegenheid was liet zich al snel blijken. Resultaat was dat iconen als Johnny Cash, Jerry Lee Lewis, Little Richard, Buddy Holly, Chuck Berry... haar de loef afstaken in de Amerikaanse hitcharts. Het was dan ook drie jaar wachten op een n#1 hit. Uiteraard kwam die er niet in de states maar in 1960 prijkte het swingende 'Fujiyama mama' bovenaan de Japanse hitlijsten. Eén jaar later volgde de wereldwijde doorbraak met "Let's have a party'. Samen met 'Riot in cellblock n°9' waren het de drie hoogtepunten van het concert gisteren. Wanda Jackson: alweer een uithangbord voor de senioren, het lijkt niet op te houden deze maand. Onderweg naar huis was mijn Fiat eventjes Greased Lightnin'... totdat een BMW me aan 160 per uur voorbijraasde. Bummer.

Wednesday, September 20, 2006

Simon says


"Tegen de pijn.Tegen de verlamming.
Tegen de verbittering.
...
"Tegen de hopeloosheid.
Tegen de uitzichtslozen.

Voor de vrijheid.
Voor het leven.
Voor het eeuwige voortbestaan.
Het steeds opnieuw weer moeten beginnen.
Het steeds opnieuw weer moeten beamen
En schaterlachen ja schaterlachen ja
razen ja huilen ja schelden ja tieren
ja ja ja ja."

Inspirerende woorden van de Nederlandse beatdichter Simon Vinkenoog. In februari van dit jaar had ik het voorrecht deze uitzondelijke mens te mogen ontmoeten en een dag met hem door te brengen. Net zoals bij recente doortochten van oerpunkers als NOMEANSNO, THE EX, MISSION OF BURMA... en jazziconen als Peter Brötzmann, Suny Murray, Arthur Doyle, Archie Shepp, Han Bennink, Cecil Taylor... werd ik bij de schrijver gerustgesteld dat oud zijn niet per sé hoeft gepaard te gaan met gemijmer, petanque en incontenentieluiers. Vink gromt, jazzt, huppelt, schatert, swingt en blowt er nog steeds naar hartelust op los. Hij wordt er alsmaar jonger van. Aanleiding van dit stukje was het programma 'Profiel' op ned3 vanavond. Alleen jammer dat er geen archiefbeelden van de jonge Vinkenoog te bespeuren waren. Wel recente opnames van performances op o.a. Lowlands en op diverse locaties in zijn thuisbasis Amsterdam. Het wordt stilaan tijd voor een deftig eerbetoon aan deze beatnik van de lage landen. Hierbij denk ik dan aan een docu-film van het kaliber van 'Jazz is my religion', over Jules Deelder, die eerder dit jaar verscheen. Nu ik hierover nadenk is het vreemd dat Vink en Deelder nog nooit de handen in mekaar hebben geslagen: beide heren laten zich in hun schrijvelarij inspireren door jazz, alletwee zijn ze performers die zich graag laten omringen door muzikanten en tevens zijn ze mannen van de straat, Vinkenoog in Amsterdam, Deelder in Rotterdam... Overeenkomsten zat dus. Maar met dit soort onbenulligheden houdt Vinkenoog zelf zich niet bezig. Wat voor hem telt is de vrijheid, de liefde en de beat... en de beat goes on.

Tuesday, September 19, 2006

the Price is right


Na een afmattende zwempartij erg genoten van de film 'Laura' van Otto Preminger. Vreemd om een jonge Vincent Price te zien zonder de obligatoire grafzerken, Poe speak, capes en oprijzende mist. Price is de man die tussen de jaren '40 en '70 een nooit eerder geziene 'cool' in het horrorgenre wist te integreren. Voor de leken: Vincent Price is de grafdelversstem in de intro van Michael Jacksons 'Thriller' en nog later de papa van ene Edward Scissorhands. De ravisante 'dame' Gene Tierney (1920 - 1991) was een ontdekking. "Dames will try to pull the switch on you". Indeed they do.

Monday, September 18, 2006

and if the devil is 6...

Uren kan ik doorbomen over het tragische genie Daniel Johnston! Ook pleit ik schuldig één van de velen te zijn die op zoek ging naar het mysterieuze "hi, how are you?" t-shirt dat Kurt Cobain droeg tijdens de MTV awards ergens midden jaren negentig.Vorig jaar wist de spraakmakende VPRO documentaire heel wat zieltjes te winnen voor allround kunstenaar Johnston. Nu is er de docu-film 'The Devil and Daniel Johnston', waar aan de hand van o.a. super8 filmmateriaal een eerlijk beeld geschets wordt van de geplaagde troubadour. Schrijnend is de fase waar Johnston's obsessie met religie en Satan in het bijzonder, hem de dieperik in sleurt. De film liet me achter met een krop in de keel en bewees eens te meer dat de grens tussen genie en waanzin erg dun kan zijn.

Welkom in Hellwood!



"Their voices are chalk and cheese. . . Johnny Dowd's is an earthy rumble, Jim White's is a reedy moan. But this meeting of two great outsiders is a master-class in noirish ruminations from the deep south set to soupy, funked-up rock 'n' soul. . . Joining them in their imaginary nightmare outpost of Hellwood, population 3, is multi-instrumentalist Willie B. Between them, they kick up an unholy racket. They appear to strike up a rich, but questioning dialogue with God. Clearly Katrina and the war in Iraq are on their minds but so are humdrum human concerns—all ingredients in the big chainsaw of life. Genius." Hier heb ik niets meer aan toe te voegen. Zalig zijn zij die dit heerschap live aan het werk kunnen zien in de AB op 5 oktober a.s. Enkel hopen dat Dowd zijn drankzucht kan uitstellen tot na het optreden

badass grandpa's

13 nummers, 53 mins. 10de NOMEANSNO plaat, zes jaar wachten wordt beloond! Ausfahrt, Ass Fart - whatever. NMN weet op deze plaat hun livesound sterk te benaderen door te kiezen voor een rauwe en recht voor de raap productie. Gitaren hotsen en botsen als vanouds of hoe drie oude knarren het jonge grut van de huidige punkscene met hun vingers in de neus naar huis spelen! Kapen in één weg ook de prijs van coolste songtitel: "Heaven is the dust beneath my shoes"... Was ik al maar bejaard!

arg! Rogue's Gallery!


Onlangs aangeschaft: De dubbelaar Rogue's Gallery - Pirate Ballads, Sea Songs & Chanteys. Het idee achter deze plaat kwam tot stand tijdens de opnamen van de 'Pirates of the Carribean' films. Gore Verbinski en Johnny Depp vroegen Hall Willner om een groep muzikanten en componisten te verzamelen in zowel New York als Londen. Maar voor het zover was moest Willner zijn neus in archieven en oude partituren steken teneinde een reeks zeemansliederen te verzamelen die de plaat zouden sieren. De ongelofelijke backcatalogue van Alan Lomax was hierbij uiteraard een schatkist. En dan de muzikanten: Je hebt goed volk als Lou Reed, Nick Cave, David Thomas (Pere Ubu), Gavin Friday (Virgin Prunes), Antony, Joan as Police Woman, Bill Frisell en haaievoer als Bono en Sting. Maar het eindresultaat mag er wezen... Je hoeft maar de liner notes van Willner te lezen om te concluderen dat de man zijn hart en ziel in deze plaat heeft gestoken. Sixteen men on a deadman's chest nog aan toe!

Que?


Nic heeft een blog aan zijn been. Nighthawks at the Diner. Een reproductie van 'Nighthawks' van Hopper hangt achter mijn rug aan de muur, hence de naam. Onlangs zag ik het schilderij tot leven komen in 'Profondo Rosso', een film van de Italiaanse grootmeester Dario Argento. Tom Waits gebruikte de titel ook voor een van zijn vroege platen. Een echte nachtraaf kan ik mezelf niet meer noemen. Maar in mijn hoofd denk ik het wel te zijn. Bij deze open ik mijn schrijfcafé waar naar believen geluld, geklaagd, gefilosofeerd en ja, zelfs op de vuist gegaan kan worden. Onderwerpen als muziek (vooral muziek),boeken en films zijn als kolen op de kachel. Ons credo: Elitair als f*ck, marginaal als de pest.
Bezoek Nighthawks bij voorkeur met een glas whisky binnen handbereik, misschien met Billie Holiday op de achtergrond. Winter is in aantocht...