Wednesday, February 21, 2007

Zeeziek in de delta

"Now we gonna get down on a litte Mississippi threestringed trance boogie"



De blues van Karen Dalton vergelijken met die van Seasick Steve is zinloos. Waar Dalton kiest voor trage, breekbare country gaat Seasick voor de vettige, electrische variant van het genre. Denk aan de lieden uit de Fat Possum stal met R.L Burnside,T-Model Ford en Junior Kimbrough op kop. Het leven heeft Seasick alle ingrediënten meegegeven om de blues in elke porie van zijn lijf te voelen. Geboren in de Mississippi delta. Ouders gescheiden toen hij vier jaar was. Van huis weggelopen toen hij viertien was. In de gutsende regen onder een kartonnen doos slapen is hem niet vreemd. In Amerika trok hij van staat tot staat door op te trekken met zwervers en op de zgn. freighttrains te springen. Voor hij als professioneel muzikant de kost kon verdienen wisselde hij klotejobs af met een bestaan als straatmuzikant. Op straat spelen is iets wat hij, uit nederigheid, nog steeds af en toe doet. "Een mens mag niet vergeten waar hij vandaan komt."
Nu, de legende wil, dat niemand ooit van de man gehoord zou hebben mocht hij afgelopen oudejaar niet te gast zijn gevraagd voor het BBC programma Jools Holland's Hootenanny alwaar hij een verschroeiende versie bracht van zijn 'Doghouse Blues'. Zijn instrumentarium is inmiddels al even spraakmakend als hijzelf:
- Een driesnarige (A, G en B, gestemt in een foute toonaard) Trance Wonder gitaar. Seasick maakt er een punt van bij elke optreden het verhaal te doen van ene Sherman Cooper die hem de gitaar veel te duur (75$) heeft verkocht. Na hij doorhad dat hij te veel geld had betaald voor het instrument zwoer Steve dat hij bij elk optreden het zou hebben over de 'oplichter' Sherman Cooper en dat hij nooit meer dan drie snaren zou gebruiken. Hij blijkt een man van zijn woord.
- De eensnarige Didley-Bo, niet veel meer dan een plank met een snaar erop genageld, gespeelt met een bottle neck slide. Bo Diddley pikte er zijn naam van.
- The Mississippi Drum Machine: een kleine houten doos geschikt voor het betere voetpercussiewerk.

Doe uzelf een plezier en beluister 'Doghouse Music' van Seasick Steve. De wereld wordt er een beetje beter van.

Ma Dalton

"My favorite singer in the place was Karen Dalton. Karen had a voice like Billie Holiday's and played the guitar like Jimmy Reed." - Bob Dylan



In onze grote queeste naar muzikale verlossing, pogen we (we worden al een dagje ouder) nog één keer per jaar een ontdekking te doen waartegen we ons de rest van ons leven kunnen aanschurken. Kanshebber voor 2007 is de inmiddels al veertien jaar geleden overleden blueszangeres Karen Dalton. Dalton, dochter van een volbloed Cherokee moeder, is de tragische muze van net niet heilig verklaarde iconen als Bob Dylan en Nick Cave (Cave's 'When I first came to town' op de plaat Henry's Dream is geïnspireerd door miss Dalton). Ook de nieuwe generatie folkies als daar zijn Joanna Newsom en Devendra Banhart steken hun adoratie niet onder stoelen of banken.

We ontdekten Karen Dalton en de hartverscheurende song 'Katie Cruel' als één van de vele pareltjes op de compilatie 'Original Seeds' uit 1998. Lichte euforie maakte zich van ons meester toen we vernamen dat 'In my own time', het tweede en beste album van madame Dalton dit jaar geremasterd, geföned, geflost en in een welriekend kruidenbad gedompelt zou worden. Ik mag me sinds vorige week de trotse eigenaar van zulk een exemplaar noemen. Sindsdien gaat er geen dag voorbij dat ik minstens één keer het schijfje beluister. 'In my own time' werd opgenomen in de herfst van 1970. Dalton schreef echter de songs niet zelf. Deze werden zorgvuldig geselecteerd door producer/muzikant Harvey Brooks (bassist op Dylan's 'Highway 61 revisited' en Miles Davis' meesterwerk 'Bitches Brew'). Elk nummer is een ware hartenbreker; after hours countyblues gezongen met een rauwe, kapotte en doorleefde stem. Een stem die ergens tussen die van Billie Holiday en Janis Joplin in ligt en doet vermoeden dat Dalton wist wat afzien was. Ze droeg de blues met zich mee, als een zwarte, doffe metalen bal die met een ketting aan haar ziel geketend was. Zoveel is zeker.

Monday, February 19, 2007

General Lee

“Tequila. Straight. There's a real polite drink.”


Als de verhalen kloppen, zou er een geheim vennootschap bestaan dat zich 'The Sons of Lee Marvin' noemt. In hun kleine ledenbestand zouden de namen Tom Waits, Nick Cave, John Lurie en Jim Jarmusch terug te vinden zijn. In Jarmusch' 'Coffee and Cigarettes' hangt er in één van de koffiehuisjes een portretschilderij van Lee Marvin. A dead givaway.

In een lang vervlogen tijd waren filmsterren goden. Ze woonden in een hemel die Hollywood heette en ze waren onsterfelijk. Maar zoals het hemels betaamt liet men er al eens een engel vallen. Eén van hen had staalharde ogen, zilver haar, een baritonstem en heel veel dorst. Hij luisterde naar de naam Lee Marvin. Marvin had alles in huis om de archetypische antiheld te zijn. Zijn sombere, tragische blik zou volgens velen te maken hebben met zijn ervaringen in WOII. Marvin was een sluipschutter in de Amerikaanse marine en op zijn laatste missie zou hij zowat zijn voltallige bataljon zien sterven. Zulke dingen laten sporen na, zelfs als je Lee Marvin heet. Als acteur verzamelde hij een palmares waar klassiekers maar ook stinkers in te vinden zijn. De wraakfilm Point Blank zit in die eerste schuif. De film begint met een montage van beelden die het motief van de wraakactie verhelderen. Walker, het personage van Marvin, wordt voor dood achtergelaten door zijn partner in crime die in één weg ook nog eens zijn liefje inpikt. Zulke dingen laten zijn sporen na. De jacht is open. Wat volgt is naar mijn mening één van de meest stijlvolle films in het genre. Regisseur John Boorman (o.a. 'Deliverance') is dan ook niet de minste en wist zeer goed waar hij naar toe wou met Marvin toen hij hem caste. Schitterende technicolor composities. Minimale hardboiled dialogen. Dubbele plot. U merkt het, een film als 'Point Blank' laat zijn sporen na.

Monday, February 12, 2007

Nachtmerika

“I was trying to come up with a concept about a new society, revolutionary... in political terms, that's taking over and devouring the old society.”
- George A. Romero



Toegegeven, de laatste tijd overkomt het me dat ik op het juiste moment de juiste knop indruk. Vaak is het die van de afstandsbediening. Zo ook de afgelopen nacht. Op ontiegelijke uren willen de limeys weleens ware schatten op de buis zwieren. Om 2u15 zond BBC2 de documentaire 'The American Nightmare' uit. De docu-film zou handelen over hoe de grote horrorklassiekers van de jaren zestig en zeventig de toenmalige politieke en sociale problematiek in America weerspiegelden. Ho maar! Uiteindelijk bleek het allemaal best mee te vallen en werden we vooral getracteerd op sappige anekdotes en fijne verhalen. Zo wist make-up artiest Tom Savini met uitgestreken gezicht te melden dat hij de anatomie van aan flarden geschoten hoofden van Vietcong soldaten nauwkeurig bestudeerde en daardoor een eigen kleine splatter-database in zijn hoofd bijhield. Dat George Romero niet vies is van wat maatschappijkritiek in zijn zombie-reeks te stoppen wist ik wel. Maar de films van Tobe Hooper, Wes Craven en John Carpenter waren voor mij toch vooral fun. En kippevel. En adembenemend in al hun poetische gruwel. Dikwijls gemaakt voor een habbekrats maar toch de juiste knop ingeduwd. En, bovenal, op het juiste moment.

Wednesday, February 07, 2007

Wolkers on the wild side

"Gymnastiek ben ik blijven doen. En wat is het resultaat geweest? Een ongezonde geest in een gezond lichaam."



Jan Wolkers. 's Mans "Terug naar Oegstgeest" en "Een roos van vlees" waren mijn introductie tot de Nederlandse literatuur en tot het vrijgevochten gedachtengoed van de schrijver. Wolkers behoorde tot de 'grote vier' van de na-oorlogse Nederlandse literatuur. Op de hogere schavotten stonden Reve, Hermans en Mulisch. Enkel de laatste heeft me nooit kunnen bekoren. Hoedanook, Wolkers won het qua rock 'n roll gehalte met gemak van de drie anderen. In zijn romans bleek steeds een grote sympathie voor de natuur en in het bijzonder katten. Hoe hij in 'Een Roos van Vlees' zijn liefde voor zijn poes Samuel beschrijft is hartverwarmend. Eveneens tapte hij ook gretig uit het zelfde vaatje als Jan Cremer. Sex en vuile praat waren hem dan ook niet vreemd. Meer aanzet tot lezen heeft een jeugdige puistenkop niet nodig... Maar Wolkers was ook dreiging. Hij had dan ook een blik in zijn ogen die ingehouden razernij deed vermoeden. Razernij die hij dikwijls manifesteerde in zijn strijd tegen de burgerlijkheid en de bureaucratie. Zo weigerde hij in het verleden tal van prestigieuze prijzen enkel en alleen omdat hij niet wilde deelnemen aan de poppenkast en de hypocrisie binnen de literaire beau monde. Waarvoor hulde.
Vanavond was Wolkers te zien in een aflevering van de uitstekende docu-reeks 'Profiel'. We zagen een oud grijs mannetje schuifelen door zijn tuin. De man met de zeis schuifelde duidelijk achter hem aan. Geen dreigende blik meer. Geen vuile praat. Wel schoonheid. Wel bezinning. De schrijver blijkt nog steeds scherp van geest en ad rem. Alleen fysiek bemerkte je een ver gevordere aftakeling. Hij las een zelfgeschreven gedicht voor dat de zinsnede "een voetafdruk die geen echo achterlaat" bevatte. Dat was zijn kijk op het leven. Geen franjes, geen gedoe, geen spijt, geen eeuwigheid. Een voetafdruk die geen echo achterlaat.